Tag archieven: illustrator

Interview Marianne Busser en Ron Schröder

Dag Marianne en Ron, welke plek hebben prentenboeken in jullie oeuvre?

Het klinkt misschien raar, maar al onze boeken zijn ons even dierbaar. Het ene verhaal komt beter uit de verf als prentenboek, terwijl een ander verhaal beter in een bundel met verschillende verhalen tot zijn recht komt. Prentenboeken onderscheiden zich vooral door de meer prominente rol van de illustraties. Maar zonder een goed verhaal kun je natuurlijk ook geen boeiend prentenboek maken.

Marianne Busser en Ron Schröder
Marianne Busser en Ron Schröder (foto Emiel Ypma)
 Hoe gaan jullie je te werk bij het schrijven van een prentenboek?

Af en toe gaan we samen ‘ideeën bedenken’ voor nieuwe boeken. Wijntje, hapjes, en aan de slag. Als we een aantal ideeën hebben bedacht, leggen we die voor aan één van onze uitgevers. Als we groen licht krijgen, gaan we aan het werk. We praten samen in grote lijnen  het verloop van het verhaal door. Vervolgens gaat één van ons beginnen. De ander werkt dan verder aan een ander boek. We werken soms wel aan vier boeken tegelijk. Later wisselen we om en uiteindelijk gaan we met z’n tweetjes achter de computer zitten om de puntjes op de i te zetten.

 Jullie hebben al heel wat prentenboeken geschreven. Hoe zorgen jullie er voor dat ieder boek toch weer uniek en verrassend is?

Tja, dat weten we ook niet precies. In feite maken we wat we zelf ook leuk vinden. We zijn doorlopend op zoek naar nieuwe ideetjes, maar dat gaat inmiddels bijna vanzelf. Er liggen ook altijd bloknootjes naast ons bed; je weet tenslotte maar nooit wat je ineens te binnen schiet! Ook tijdens onze vakanties willen de ideeën nogal eens opborrelen.

Aan welk prentenboek bewaren jullie de beste (of leuke) herinneringen / op welke zijn jullie het meest trots?

De prentenboeken van muis en egel, die gebundeld zijn in “De mooiste verhalen van muis en egel” zullen altijd een bijzondere plek in blijven nemen. Maar ook “De kleine engel die geluk bracht” van Mark Jansen is ons erg dierbaar. Op dit moment zijn we bijvoorbeeld heel erg blij met “Het dikke dierenboek”, vol met prachtige platen over allerlei dierentuindieren. Dat boek hebben Ivan Lodde en Ilia Frins van tekeningen voorzien. Ze maken eigenlijk alleen maar mooie dingen.

De mooiste verhalen van muis en egel

Hebben jullie zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jullie favorieten?

De prentenboeken van Max Velthuijs en bijvoorbeeld de boeken van Mariken Jongman en Irene Goede over Wasbeer en Otter vinden we erg leuk. Die prentenboeken springen eruit omdat ze niet alleen prachtige tekeningen, maar er ook een goed verhaal in wordt verteld. En dat laatste missen we nog wel eens in prentenboeken.

Zijn jullie momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kunnen jullie al een tipje van de sluier oplichten?

We zijn momenteel bezig met een aantal nieuwe prentenboeken. Zo komt er een nieuw prentenboek samen met Sam Loman (“De kikkertjes gaan naar school”) en een nieuw deel in de winkeltjesreeks met Ingrid ter Koele (“Het feestwinkeltje”) en ook een nieuw deel in de poepfabriek-reeks (“De drollendraaier”) met Ivan en Ilia. Maar dat zijn er dan nog maar een paar van een lange ‘to do list’.

Voor een nieuw boek zijn jullie in samenwerking met uitgeverij Unieboek / Spectrum op zoek naar een illustrator. Waarom doen jullie dat middels een “open sollicitatie”/ winactie? En waar gaan jullie goed op letten bij het ingezonden werk?  

De ‘wedstrijd’ is bedacht om uiteindelijk iemand een kans te geven. Wij hebben zelf ook ontzettend moeten ploeteren om te bereiken wat we nu bereikt hebben. We mogen al jaren werken met talloze top illustratoren, zoals Dagmar Stam, Ivan en Ilia, Mark Jansen, Alex de Wolf, Ingrid ter Koele en Eefje Kuijl. Toch moeten er ook heel goede illustratoren zijn die simpelweg nog niet aan de bak gekomen zijn. Zo iemand hopen wij nu te vinden.

En waar wij op zullen letten? Het belangrijkste is dat iemands tekeningen bij ons werk passen. Maar de tekeningen moeten ook technisch kloppen. Iemand kan misschien een schattig beertje tekenen, maar kan iemand datzelfde beertje dan óók tekenen als hij een koprol maakt of in een sloot springt? En natuurlijk zal ook de uitgeverij bekijken of de tekeningen een groot publiek zullen aanspreken.

Hebben jullie tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren en schrijvers (van prentenboeken)?

Houd er altijd rekening mee dat uitgeverijen bedolven worden onder de manuscripten en vele tekeningen van beginnende schrijvers en illustratoren. Stuur dus alleen iets op wat (in jouw ogen) echt helemaal perfect is. En het allerbelangrijkste is: geef nóóit op, en luister heel goed naar alle kritiek die je kunt krijgen. Je kunt die kritiek tenslotte altijd nog naast je neerleggen!

Wil je meer weten over Marianne Busser en Ron Schröder en hun werk neem dan eens kijkje op hun website.

Interview Harriët van Reek

Dag Harriët van Reek! Nog gefeliciteerd met de het winnen van het gouden penseel voor “Lettersoep”! Kun je wat vertellen over hoe “Lettersoep” tot stand is gekomen?

Ik wilde iets doen met letters en met verbeelding. In een verhaal en tekening ben je vrij
om te doen wat je wilt. Letterel, de hoofdfiguur, een fantast geobsedeerd door letters,
vertaalt alles wat hij denkt en ziet naar letters.

Harriet van Reek in haar atelier in Callossa
Harriët van Reek in haar atelier in Callossa

Voordat Letterel en letterpoes er echt waren, waren er nog 2 andere versies, waarvan de eerste begon met een heel arm mannetje dat helemaal niks te eten had en in zijn fantasie kruipt om zijn armzalige leven kleur te geven.

Vanaf het allereerste idee tot het inleveren ben ik er zo’n 2 a 3 jaar bezig mee geweest.

Eerder maakte je het prentenboek “Letterdromen met Do”. Wat heb je met letters?

Letters zijn een soort wezens, die recht overeind staan. En dus ook zelf iets kunnen zeggen en zijn. Net als een personage eigenlijk.

Welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

Ik heb 7 boeken gemaakt, ongeveer iedere vijf jaar een prentenboek.

  • De Avonturen van Lena lena. Daar is ook een app van, met animaties, leuke
    kriebelgeluidjes en vertelstemmen in het Deens, heel grappig!, het Japans, Engels
    en..Nederlands.
  • Het bergje Spek;
  • Henkelman, ons Henkelmannetje;
  • Bokje;
  • Letterdromen met Do;
  • Edith & Egon Schiele;
  • Lettersoep.

Ik heb naast prentenboeken beeldende theatervoorstellingen gemaakt, poppenkast voor
televisie, performances en ben beeldend kunstenaar. Het maken van een boek doe ik als het opkomt, als er iets verteld moet worden. En dat gaat heel rustig. Als het plan concreet wordt, laat ik het andere werk liggen en neem ik er alle tijd voor. Dat duurt ongeveer een half jaar.

Wording van een illustratie uit Lettersoep, Harriët van Reek,
Wording van een illustratie uit Lettersoep, Harriët van Reek, 2016, Querido
Hoe ga je te werk bij het maken van een prentenboek?

Het begint met wat schetsjes en zinnen in een schriftje. Dat doe ik ongeveer een jaar
en dan ga ik dat tekenen, verbeteren, veranderen of ik begin zelfs helemaal opnieuw.
Dus tijdens het schetsen en tekenen kristalliseert het idee. Dan ga ik het echt
afmaken.

In de tekst verandert er nog veel. Het wordt steeds soberder, er valt steeds meer af,
zo ook bij de tekeningen. Ik zoek naar een essentie en al de rest moet weg.

Heel veel overdoen, opnieuw doen, net zo lang tot het ook een week of 2 later nog
mijn goedkeuring heeft.

Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut?

Nee, eigenlijk niet. Het zijn altijd eerst schriftjes met tekeningen en zinnen/verhaaltjes
die ik daarna ga uitwerken. Maar ik ben wel bedachtzamer en preciezer geworden.
Jammer vind ik dat.

illustratie uit Lettersoep, Harriët van Reek, Wording van een illustratie uit Lettersoep, Harriët van Reek,
Wording van een illustratie uit Lettersoep, Harriët van Reek, 2016, Querido
Wat zijn echte leermomenten geweest?

Ieder boek is wel een leermoment, omdat je altijd beter, anders wilt. Maar wat ik interessant vond is om te werken met een opdracht. Edith & Egon Schiele,
in opdracht van uitgeverij Leopold en het Gemeentemuseum Den Haag. Dat moest in
korte tijd af en dat vond ik wel een uitdaging. Ik heb me daar teveel geconformeerd.
Een volgende keer weet ik dat ik moet doen wat ik zelf wil: vrijheid durven pakken.
En juist dat is gek genoeg steeds moeilijker…. Vrijheid voelen en vinden!

Hoe vind je het om zelf de tekst te schrijven?

Ik vind het bij elkaar horen, tekst en tekenen. Ik houd erg van het schrijven, meer dan van het tekenen. Het heerlijke gepuzzel en geschuif met zinnen en woorden, de invallen, het gestreep, het weggooien. De worsteling om de letters in het gareel te krijgen.

Wat zijn jouw favoriete materialen om te illustreren?

Op dit moment aquarel en kleurpotlood. Vanwege de kleuren. Ik houd ervan het materiaal te voelen, hoe de penseelharen buigen en het potlood weerstand biedt. Ik houd ook van het papier. Ik werk ook in de computer, Photoshop en TV paint, heel fijn om in te tekenen, maar uiteindelijk wordt het handwerk.

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen?

Gebruik goed en mooi papier en goede materialen. Geen goedkope, ik bedoel materialen van slechte kwaliteit. Goed en fijn materiaal loont zich.

Aan welk boek, auteur en/of uitgeverij bewaar je de beste (of leuke) herinneringen en op welke ben je het meest trots?

Mijn eerste boek “De Avonturen van Lena Lena”, omdat het een enorme verrassing was dat het de Gouden Griffel kreeg. Ik wist niet eens dat die bestond ☺

illustratie uit De Avonturen van Lena lena
illustratie uit De Avonturen van Lena lena, Harriët van Reek, 1996, Singel Uitgevers
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Op dit moment ben ik weg van de ‘kinder’ boeken van de kunstenaar/illustrator Jockum
Nordstrom, van ATAK, Paul Cox, Nigel Peake en Hok Tak Yeung met zijn graphic novel
Qu’elle était bleue ma vallée.

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Ik heb samen met Geerten ten Bosch een boek gemaakt. De titel is “Ei!Ei!” en het is een jubileumboek. Wij werken al samen vanaf 1987. Onze eerste gezamenlijke productie was een poppenkast serie voor de VPRO kindertelevisie. Het boek gaat over de wonderlijke reizen van twee eieren en een poppenkast.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende auteurs en illustratoren (van prentenboeken)?

Doe vooral wat je zelf wil maken en laat je niet leiden door de markt.

Wil je meer weten over Harriët van Reek en haar werk? Neem dan eens een kijkje op haar website.

Interview Harmen van Straaten

Dag Harmen van Straaten, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

In mijn oeuvre nemen prentenboeken een belangrijke plaats  in. Helemaal precies weet ik het niet, maar ik denk dat ik inmiddels  30 prentenboeken heb getekend en geschreven.  Met “De liefste kusjes zijn voor jou” en “Tim en de boot naar Timboektoe” brak ik een beetje door en daarna volgden nog vele prentenboeken. Met het boek “Een opa om nooit te vergeten” met Bette Westra won ik twee internationale prijzen en werd ik uitgenodigd voor een tentoonstelling van mijn werk in Tokio.

Harmen van Straaten
Harmen van Straaten (© Kajsa Blomberg)

Mijn boeken over Spuit Elf de brandweerolifant verschenen in vele talen en er werd in Nederland door theatergroep Terra een musical van gemaakt. Van mijn prentenboek “De Kleine Sneeuwman” werd een Chinees/ Nederlandse muziekproductie gemaakt met premières In China en Nederland. Voor mij nemen prentenboeken een hele belangrijke plaats in.

Jouw prentenboek “Hé, wie zit er op de wc?” was gekozen in de Prentenboek Top 10 voor de Nationale Voorleesdagen 2017. Helpt dat bij de promotie en verkoop van het boek? 

Het idee een boek te maken over de WC ontstond in overleg met uitgeverij Leopold, en dat ben ik toen gaan uitwerken.  Maar het  deel uitmaken van de selectie is natuurlijk wel super fijn hoor. Het helpt zeker.  Jaren geleden was dat ook zo met “Spuit Elf en de brandweerolifanten” en “de Wedstrijd van Eend”. Maar toen waren de voorleesdagen nog niet zo bekend als nu.

Spread uit "Hé wie zit er op de wc? Harmen van Straaten, Leopold, 2015
Spread uit “Hé wie zit er op de wc? Harmen van Straaten, Leopold, 2015
Hoe ga je te werk bij het maken van een prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?

 Het begint altijd met een klein idee van drie of vier zinnen. Ik vind dat je het verhaal ook moet kunnen samenvatten in een klein aantal zinnen. Je moet gewoon niet te veel hoeven uit te leggen. Het verhaal moet meteen duidelijk zijn en een ritmisch beeldverhaal zijn. Ik vind het heel fijn er een soort voordracht op rijm van te maken, want dat leest makkelijk voor en kinderen vinden het leuk om mee te rijmen.  Ik hoor het ook vaak op scholen en bibliotheken dat ze dat prettig vinden.  Ik pretendeer helemaal niet over goede rijmschema’s te beschikken. Ik zeg altijd maar: Het moet lekker lopen.  Maar ik moet zeggen, er wordt ook wel anders over gedacht. Maar ik ben lekker eigenwijs dus….

Ik begin met een tekst dan deel ik in spreads het verhaal in. Daarna begint het schetsen. En daarna verandert de tekst ook steeds mee tot het einde aan toe. Want het mag nooit een praatje bij een plaatje worden. Tekst en beeld vullen elkaar aan en vertellen soms ook nog een  extra verhaal.

Ik ben in de loop der jaren simpeler gaan schrijven. Ook  door mijn ervaringen op scholen en bibliotheek bezoeken. Mijn begeleiding door goede redacteuren en openstaan voor hun suggesties hebben mij verder  gebracht.

Hoe vind je het om zelf de tekst te schrijven?

Ik vind zelf schrijven altijd een spannende reis. Je vertrekt en je weet een beetje waar je naar toe wilt, maar dat kan onderweg allemaal veranderen. Dat maakt het spannend. Even gewoon linksaf slaan en zien waar je dan uitkomt.

 Wat zijn jouw favoriete materialen / technieken / media om te illustreren?

Heldere inkt en glad papier. Ik ben het gewend en durf dan niet iets anders te doen…

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen?

Ik doe maar wat, als ik heel eerlijk ben. Ik denk niet zo na  en volg gewoon mijn gevoel.

Illustratie uit "Joris puzzelt een dino", Harmen van Straaten
Illustratie uit “Joris puzzelt een dino”, Harmen van Straaten, Leopold 2017
 Je hebt voor heel veel auteurs en uitgeverijen kinderboeken geïllustreerd. Aan welk boek, auteur en/of uitgeverij bewaar je de beste (of leuke) herinneringen en op welke ben je het meest trots?

Ik heb een rijk illustratie- en schrijfleven met veel bijzondere momenten en ik voel me bevoorrecht met zoveel getalenteerde mensen te mogen samenwerken. Aan één samenwerking bewaar ik hele bijzondere herinneringen.

“Het Sleutelkruid” van Paul Biegel was als kind mijn lievelingsboek en het was een hele bijzondere ervaring om dat boek opnieuw te mogen tekenen. Terwijl de originele tekeningen van Babs van Wely al schitterend waren!

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Jazeker, ik ben een fan van Thé Tjong-Khing  en  Carl den Hollander. Dat zijn twee enorme grote Nederlandse talenten.

 Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Op dit moment heb ik net een prentenboek af met de titel “Joris puzzelt een dino”. Joris is een puzzelkampioen en is in alles de beste. Een ding zou hij nog heel graag willen weten. Hoe maak je van een stapel botten een dino? Daarom laat hij zich opsluiten in een museum. Maar dan gebeurd er iets rampzalig.  Alle dino’s storten die nacht in elkaar. Wordt Joris nu ook kampioen dino puzzelen?

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende auteurs en illustratoren (van prentenboeken)?

O, dat is een moeilijke vraag. Kies een makkelijk onderwerp. Kies een onderwerp dat past bij kinderen van 3 t/m 6. Maak het ze niet te moeilijk, maar ook niet te makkelijk. Zorg voor een onvoorspelbaar  plot. En… het moet altijd goed aflopen. We willen toch wel dat de lezers lekker en tevreden gaan slapen.  Want dat is belangrijk, plezier in voorlezen. Een warm moment met je vader, moeder, opa of oma, juf en meester.

Meer informatie over Harmen van Straaten en zijn werk als auteur en illustrator van (prenten)boeken  kun je vinden op zijn website.

Interview Ingrid en Dieter Schubert

Dag Ingrid en Dieter Schubert, welke plek hebben prentenboeken in jullie oeuvre?
Ingrid en Dieter Schubert
Ingrid en Dieter

Een prentenboek leeft van de prenten. Zo kan een heel klein kind al zijn eigen verhaal maken en opgaan in zijn eigen fantasie. Het allermooist is natuurlijk wel het ‘koestermoment’! Samen met je kind op de bank zitten, de tijd nemen en een verhaal voorlezen of vertellen met je eigen woorden. Of het kind laten vertellen en samen blijven ontdekken. Deze periode duurt niet zo lang! Zodra een kind goed zelf kan lezen is dit voorbij.

Hoe gaan jullie je te werk bij het maken van een prentenboek?

Wij werken graag samen, dat doen wij inmiddels ruim 36 jaar. Het betekent echter niet dat wij altijd in een ruimte en dicht bij elkaar zitten. Wij bedenken een verhaal, of krijgen een verhaal aangereikt. Dat hebben wij de laatste drie jaar vaker gedaan; samenwerken met collega’s.

Eerst is er het verhaal, dan brainstormen wij over de vorm en de inhoud. Pas als het verhaal goed in elkaar zit beginnen wij te schetsen. Ieder voor zich, wij bekijken de tekeningen en kijken naar aanknopingspunten en verschillen in opvatting. Onze kritiek op elkaars werk is altijd constructief maar eerlijk. Pas als wij beiden tevreden zijn, de rode draad door de tekeningen zien lopen, beginnen wij met uitwerken. Ook hier hebben wij de laatste jaren uitgebreide gesprekken over. Met kleur roep je een stemming op. Hoever kunnen wij gaan in het reduceren van vorm? Wat moeten wij alleen suggereren?

Ons eerste prentenboek was een grap, wij begonnen naïef en onbevangen. Daarna werden wij professionals en sindsdien behoeden wij onze lichtheid en speelsheid. Het zou verkeerd zijn als een boek voor kinderen teveel vanuit het hoofd en niet vanuit het gevoel zou worden gemaakt. Alleen maar artistiek of pedagogisch verantwoord gaat dikwijls over de hoofden van kinderen. En dat willen wij niet.

Wat zijn jullie favoriete materialen / technieken / media om te illustreren? En waarom?

Wij komen steeds weer terug op potlood, aquarel, kleurpotlood en pastel.

Met potlood maken wij de voortekening.

Aquarel is zeer moeilijk maar heeft een schittering en lichtheid, die door een ander medium nauwelijks geëvenaard kan worden. In combinatie met pastel ontstaat een grote kleurintensiteit. Vroeger werkten wij in zachte, harmonieuze tinten, nu zijn wij verliefd op contrast en helderheid.

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen / technieken / media?

Potlood en pastel zijn droge technieken. Die kun je sturen – tot bepaalde hoogte. Pastel kan dof worden als er teveel gemengd wordt.

Aquarel is een waterverftechniek. Hiermee kunnen mooie overgangen geschilderd worden. Teveel aan water veroorzaakt verfplassen, te weinig oogt stijf en streperig.

Het is een moeilijke techniek, want er kan niet vaak en veel gecorrigeerd worden. Dat zou het papier beschadigen, wat vochtig en zuigkrachtig is.

 Jullie hebben al heel wat prentenboeken geïllustreerd. Hoe zorgen jullie er voor dat ieder boek toch weer uniek en verrassend is?

Wij willen de verwondering behouden. Wij behoeden elkaar voor het terugvallen in een oud stramien. Dat is niet altijd makkelijk want elk nieuw boek wordt zo opnieuw een uitdaging. Maar dat vinden wij prettig. Wat bij het ene boek goed uitpakte, past niet bij een ander boek.

Wij vinden het een prettige speurtocht om te kijken hoe wij emotie kunnen verbeelden, zonder opdringerig te zijn. Dat wil zeggen: ingehouden expressie, geen overdaad. Dan wordt een illustratie gauw tot een karikatuur.

Aan welk prentenboek bewaren jullie de beste (of leuke) herinneringen / op welke zijn jullie het meest trots?

Bijna al onze prentenboeken zijn nog op de markt. Natuurlijk zie je dat stijl en adaptatie bij de kijker en voorlezer de laatste jaren enorm veranderd is. Ook prentenboeken zijn aan de tijd overgeleverd. Vroeger lag meer nadruk op tekst, illustraties waren ingekaderd of kleine illustraties volgden grotere op.Nu is tekst bijvoorbeeld tot een minimum beperkt, de illustraties geven enkel de essentie aan, moraal ligt er niet meer zo dik op.

Ons eerste prentenboek “Er ligt een krokodil onder mijn bed”.  Misschien hangt hier ons hart en de fijne herinneringen het meest aan. “Er ligt een krokodil onder mijn bed” is dan wel inmiddels 36 jaar oud, maar de kern blijft universeel en ijzersterk. Daarom hebben wij drie jaar geleden een nieuwere versie gemaakt. De grote lijn is behouden, het is verjongd en vlotter. Maar ook alle andere boeken zijn ons heel lief!

Illustratie uit "Er ligt een krokodil onder mijn bed" van Ingrid en Dieter Schubert
Illustratie uit “Er ligt een krokodil onder mijn bed” van Ingrid en Dieter Schubert, Lemniscaat, 2014 (oorspronkelijk 1980)
Hebben jullie zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jullie favorieten?

Maurice Sendak was en is met ‘Max en de Maximonsters’ nog steeds onze grote inspirator.

Thé Tjong Khing bewonderen wij vanwege zijn bedrieglijk eenvoudige illustraties. Hij is vaak gekopieerd, maar zijn niveau is door niemand bereikt. Khing heeft aan een kleine beweging, de houding van een hoofd of een schalkse blik, genoeg om een extra dimensie toe te voegen. Er zit veel humor in zijn illustraties en verrassende beeldideeën.

Deze twee vinden wij bijzonder, maar er zijn zoveel meer collega’s wiens werk wij volgen en die ons inspireren. Van onze leeftijd maar vooral ook de nieuwe generatie.

Zijn jullie momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kunnen jullie al een tipje van de sluier oplichten?

Wij hebben afgelopen jaar veel met collega’s samengewerkt.

  • Janis Ian: Piepkleine Muis
  • Edward van de Vendel : Opvrolijkvogeltje
  • Ted van Lieshout: ventje zoekt een vriendje
  • En nu zijn wij bezig met een idee van Daan Remmert de Vries: Konijnentango.


Wij hebben er veel plezier aan, maar verheugen ons er ook weer op, volgend jaar over ons eigen prentenboek na te kunnen denken.

Illustratie uit "Opvrolijkvogeltje" van Ingrid en Dieter Schubert
Illustratie uit “Opvrolijkvogeltje” van Ingrid en Dieter Schubert, Edward van de Vendel, Lemniscaat, 2015
Hebben jullie tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren en schrijvers (van prentenboeken)?

Ieder moet zijn eigen weg gaan. Niet geleid door kortstondig succes maar vanuit de drijfveer een mooi, warm, verrassend  boek te willen maken voor kleine kinderen. Want zij zijn onze doelgroep.


Ingrid (Essen, 1953) en Dieter (Oschersleben, 1947) Schubert maken al meer dan dertig jaar samen prentenboeken. Toch vallen ze niet in herhaling: steeds weer maken ze nieuwe prachtige prentenboeken die blijven verrassen.

Meer informatie over Ingrid en Dieter Schubert en de (prenten)boeken die zij maken kun je vinden op hun website.

Interview Sandra Klaassen

In maart 2015 verscheen “Peg the little sheepdog” van Sandra Klaassen. Waar gaat dit prentenboek over en komt hier ook een Nederlandse vertaling van?
Sandra Klaassen
Sandra Klaassen

Peg the little sheepdog’ gaat over een jonge Border Collie die niet geschikt is als boerderij hond. Ze komt in een gezin terecht maar omdat ze haar eerste levensjaar voornamelijk buiten heeft doorgebracht weet ze niet hoe ze zich moet gedragen in huis, binnen een gezin. Met de liefde voor Peg, veel geduld van de kinderen en Peg’s lieve karakter komt alles goed. Het boek is uitgegeven door een Schotse uitgeverij. Ik weet nog niet of er een Nederlandse vertaling komt, maar dat zou natuurlijk erg leuk zijn.

Hoe vind je het om zelf de tekst te schrijven?

Hoewel ik echt een illustrator ben en geen schrijver heb ik dit verhaal zelf geschreven omdat het echt gebeurd is.  Ik heb het zelf meegemaakt. De kinderen in het boek zijn mijn kinderen. Net zoals in het boek ‘Uan the little lamb’ (Lammetje). Ook dat hebben we zelf meegemaakt op het afgelegen Schotse eiland Uist waar ik woonde. Het voelt fijn om tekst en illustraties in eigen hand te hebben. Leermomenten waren er zeker. Je moet je continu afvragen wat je wil vertellen in woord en wat wil je uitdrukken in beeld? Welk gevoel wil ik oproepen en hoe verbeeld ik dat? Het is een lang proces en in het begin is er heel veel
tekst en zijn er veel illustratie ideeën. Maar je gaat steeds meer schrappen. Tot er een sterke verhaallijn overblijft in woord en beeld. Een andere moeilijkheid vond ik om in het Engels te schrijven omdat het niet mijn moedertaal is. Maar daar hielp mijn editor van de uitgeverij bij.

Hoeveel prentenboeken heb je eigenlijk gemaakt en wat maakt voor jou een prentenboek anders dan een kinderboek?

Ik heb inmiddels meer dan honderd kinderboeken mogen illustreren. Maar hoeveel prentenboeken? Ik denk ongeveer 15.

Prentenboeken zijn over het algemeen voor hele jonge kinderen. Vaak betekent dat weinig (of geen) tekst, de illustraties verbeelden het verhaal. Er is veel ruimte voor illustraties, op elke pagina. Een prentenboek is beeldbepalend. Anders dan bijvoorbeeld een boek met voorleesverhalen. Daarin vullen ( en ondersteunen) de illustraties de tekst aan. Het verbeeldt een situatie. Zeker zo belangrijk trouwens.

Illustratie van Sandra Klaassen voor "Vos doet dom
Illustratie van Sandra Klaassen voor “Vos doet dom”, auteur Isabel Versteeg, Zwijsen, 2014
Je hebt lang in Schotland gewoond. Is het makkelijker om in het Verenigd Koninkrijk een prentenboek uit te geven dan in Nederland?

Ik heb lang in Schotland gewoond en kom er nog vaak vanwege mijn kinderen die daar zijn blijven wonen. Ik heb niet de ervaring dat het makkelijker is om in de UK een boek uit te geven. Natuurlijk is het Verenigd Koninkrijk vele malen groter dan Nederland maar er worden dan ook wel ontzettend veel prentenboeken uitgegeven. Een verschil is wel dat in het Verenigd Koninkrijk de (prenten) boeken bijna altijd in paperback worden uitgegeven in tegenstelling tot Nederland (harde kaft). Een ander verschil is dat een prentenboek in het Verenigd Koninkrijk meestal uit 32 pagina’s bestaat terwijl dat in Nederland (meestal) 24 pagina’s zijn.

Hoe ga je te werk bij het maken van de illustraties?

Mijn werkproces begint met ideeën. Ik schrijf van alles op, maak heel veel notities. Ik struin door al mijn knipsels en aantekeningen. Ik maak een storyboard zodat het geheel wat overzichtelijker wordt. En ik maak altijd heel veel schetsen (in stift). Ik knip ze uit, plak ze op, verplaats ze op de pagina, vergroot of verklein ze. Het zoeken van de goede compositie is erg belangrijk. En het kan een enorme worsteling zijn, en soms zelfs frustrerend, om tot een resultaat te komen waar je uiteindelijk tevreden over bent. Ik denk niet dat mijn werkproces in al die jaren echt veranderd is. Maar natuurlijk vindt er wel een ontwikkeling in je werk plaats. Mijn werk is rustiger geworden.Van elk nieuw boek leer je en is een ervaring rijker.

Schetsen voor "Sep the little sheepdog", Sandra Klaassen, 2015, Floris Books
Schetsen voor “Peg the little sheepdog”, Sandra Klaassen, 2015, Floris Books
Wat zijn jouw favoriete materialen en technieken om te illustreren?

Ik werk het liefst met aquarelverf, pen en inkt voor mijn illustraties. Na vaak geëxperimenteerd te hebben met andere media voel ik mij het meest vertrouwd met deze materialen. Aquarelverf kun je laag over laag opbouwen terwijl het transparant blijft. De gevoeligheid die ik probeer aan te brengen in mijn werk lukt me het beste met deze verfsoort. Het past bij me.

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen en  technieken?

Bij grote vlakken is het wel eens lastig om een egale tint te verkrijgen omdat aquarelverf nogal eens opdroogt met ‘randen’.

Illustratie van Sandra Klaassen voor "Een jasje voor klein konijn". auteur Rindert Kromhout, Nederlands Jeugdinstituut, 2015
Illustratie van Sandra Klaassen voor “Een jasje voor klein konijn”. auteur Rindert Kromhout, Nederlands Jeugdinstituut, 2015
Je hebt voor heel veel auteurs en uitgeverijen kinderboeken geïllustreerd. Aan welk boek, auteur en/of uitgeverij bewaar je de beste (of leuke) herinneringen en op welke ben je het meest trots?

De boeken ‘De hele wereld rond’, ‘Vuurvliegjes..’, ‘Zeemeerminnen..’, (Lemniscaat) waren heel fijn om te illustreren. Ik hou erg van sprookjes en volksverhalen.

Aan ‘Ik wou dat ik anders was’ van Paul Biegel bewaar ik veel goede herinneringen. Het verhaal sprak me enorm aan, het is altijd een favoriet gebleven. Ik heb nog steeds de brief die Paul Biegel me stuurde waarin hij schreef erg blij te zijn met mijn illustraties.

Eerder dit jaar is van Rindert Kromhout het prentenboek ‘Een jasje voor klein konijn’ verschenen. Hij gaf me totale vrijheid om het te illustreren en het vertrouwen dat ik daarmee kreeg was heel bijzonder. Het was een ontzettend fijn boek om aan te werken.

Natuurlijk zijn de boeken ‘Uan the little lamb’ en ‘Peg the little sheepdog’ me erg dierbaar omdat het mijn eigen belevenissen zijn.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Ik verzamel al jaren kinderboeken. Te moeilijk hoor om een paar favorieten te noemen want er is zoveel moois. Van Beatrix Potter tot Kveta Pacovska en van William Steig tot Carll Cneut. Thé Tjong-Khing: altijd fantastisch! Zijn werk zit zo goed in elkaar.

Armando’s ‘De prinses met de dikke bips’ is één van mijn lievelingsboeken. Zó grappig geschreven en prachtig geïllustreerd door Susanne Janssen.

En ik vind Elle van Lieshout & Erik van Os zeer goede schrijvers. Verfijnd, en met weinig woorden veel kunnen zeggen. Dat is knap.

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Momenteel ben ik bezig met een nieuw prentenboek voor mijn Schotse uitgeverij. Het is nog helemaal in de beginfase. Ideeën, het bedenken van de verhaallijn etc. In ieder geval wordt het wel weer een eiland verhaal.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren (van prentenboeken)?

Probeer uit te vinden waar je kracht ligt. En vooral heel veel kijken en tekenen. Uit alles wat er om je heen gaande is kun je inspiratie halen.

Wil je meer weten over Sandra Klaassen en haar werk als illustrator? Neem dan eens een kijkje op haar eigen website.

Prentenboek debuut – De Zonnebloem

Hanneke Frenken met haar debuut prentenboek De Zonnebloem
Hanneke Frenken

Hanneke Frenken heeft met “De Zonnebloem” haar debuut gemaakt als prentenboek auteur en illustrator. De zonnebloem is een prentenboek dat aan kinderen laat zien hoe uit een klein zaadje een grote, sterke bloem groeit en wat die bloem allemaal nodig heeft om te kunnen groeien. Er komen een aantal thema’s aan bod, zoals de natuur, de levenscyclus van een bloem, vriendschap, maar ook dood en afscheid nemen. Het boek is uitgegeven door Graviant educatieve uitgaven en is bij diverse boekwinkels te bestellen. Prentenboek.nl sprak met Hanneke over haar debuut en haar leermomenten.

Hoe is je debuut prentenboek “De Zonnebloem” tot stand gekomen?

In 2013 ben ik met mijn vriend en een paar anderen in Italië op vakantie geweest. We reden langs grote velden vol zonnebloemen. Dat vond ik ongelooflijk mooi om te zien. Het leek net of al die bloemen lachten en wuifden.

De zonnebloem is sowieso mijn lievelingsbloem. Elk jaar plant ik er een aantal in de tuin. Op een dag viel het me op dat de bloemen ‘bezoek’ kregen van allerlei dieren, als bijen, hommels, vlinders en lieveheersbeestjes. Na een tijdje gebloeid te hebben gaat de bloem dood, maar laat zonnebloempitjes achter voor het volgende jaar.

Net in die tijd heb ik afscheid moeten nemen van twee mensen die me nabij stonden.
Al deze dingen waren voor mij inspiratie tot het schrijven van dit boekje.

Illustratie uit het prentenboek debuut van Hanneke Frenken - De Zonnebloem
Illustratie uit het prentenboek debuut van Hanneke Frenken – De Zonnebloem- 2015 – Graviant
Hoe ben je te werk gegaan qua illustraties en tekst?

Vlak nadat we uit Italië terug waren maakte ik een soort schets van het verhaal van de Zonnebloem. Enkele weken later las ik die schets nog eens over en ik verbeterde er wat dingetjes aan. Zo werd het verhaal stukje bij beetje bijgeschaafd. Soms verzon ik er iets bij, soms liet ik stukjes weg. De tekst wilde ik graag eenvoudig en kort houden. Ik heb geprobeerd om er een stukje gevoel in te leggen, zonder het meteen te zwaar te maken.

Tekenen en schrijven zijn altijd hobby’s van mij geweest. Al van kinds af aan schreef ik korte verhaaltjes voor anderen en maakte er tekeningen bij. Wel vond ik dat ik moest leren om echt professioneel te illustreren. Daarom ben ik een cursus gaan volgen. Op die cursus leerde ik met aquarelpotlood en aquarelverf werken. Deze materialen vond ik geschikt voor dit verhaal, omdat ze zacht overkomen op het papier. Ik heb geprobeerd om een lieflijke sfeer te scheppen, zonder het oubollig te laten lijken. Soms was het wel een beetje zoeken om een middenweg te vinden. Ook heb ik besloten om de illustraties niet te moeilijk te maken en zoveel mogelijk alleen te tekenen wat de tekst omschreef, zodat er voor hele jonge kinderen, of kinderen met autisme niet te veel afleidende elementen te zien zijn.

Pagina uit De Zonnebloem - Hanneke Frenken - Graviant - 2015
Pagina uit De Zonnebloem – Hanneke Frenken – Graviant – 2015
Welke weg heb je bewandeld voordat De Zonnebloem werd uitgegeven?

Ik heb een aantal uitgeverijen benaderd die gespecialiseerd zijn in kinderboeken en prentenboeken. De uitgeverijen heb ik via Google gevonden (tip: uitgeverijen prentenboeken) . Een kennis van me heeft de illustraties professioneel ingescand. Mijn werk heb ik digitaal doorgestuurd.

Van Graviant Educatieve Uitgaven kreeg ik vrijwel meteen bericht (volgens mij binnen een week). Van de andere uitgeverijen heb ik ook allemaal een reactie gehad. Sommige vonden mijn werk niet in hun assortiment passen en andere zouden het fijn vinden wanneer ik ze per post een manuscript toestuurde. Dat was gelukkig niet meer nodig, want Graviant had al toegezegd.

Heb je nog veel moeten aanpassen?

Eigenlijk niet echt. Ik heb alleen een extra illustratie bij moeten maken. Dat is de illustratie met de vogel en de blauwe lucht. Dat moest, omdat alles dan beter uitkwam qua tekst en pagina indeling. Ook had ik al een idee voor een pagina indeling. Bij de uitgeverij hadden ze andere ideeën en de meeste dingen die ze voorstelden vond ik zelf ook mooier. We hebben overlegd en over het resultaat ben ik heel tevreden.

Wat zijn jouw leermomenten geweest?

De tekst schreef ik in de zomer van 2013 toen we terugkwamen van de vakantie in Italië.
Om de paar maanden las ik hem over en telkens bedacht ik nieuwe zinnetjes, of dingen die
aangepast moesten worden. Ik vind het heel belangrijk dat iets voor kinderen begrijpelijk
blijft. Daarnaast probeerde ik om een bepaalde sfeer te scheppen. Ik denk dat dat iets is
wat je niet meteen kunt, maar wat een proces is dat een bepaalde tijd in beslag neemt.
Telkens zie en bedenk je je weer andere dingen. In eerste instantie dacht ik: Zo, dit is mijn
verhaal en zo blijft het. Niet dus, er is heel veel veranderd.

Wat ik vooral heb geleerd is het omgaan met aquarelverf en aquarelpotlood. Hiervoor heb ik een speciale cursus gevolgd van één vrijdagmiddag per maand en dat was mega interessant! Toen ik met het boek begon had ik amper met deze spullen gewerkt. Het enige dat ik kende was kleurpotlood, stiften en Oost-Indische inkt. In de loop der maanden heb ik heel veel uitgeprobeerd. Soms hield ik er een mooie plaat aan over, soms was het beter om het werkje maar meteen weg te gooien.

Om dieren te leren schilderen heb ik via Google Images foto’s opgezocht van verschillende
dieren en geprobeerd om die op een “schattige” manier na te tekenen. Soms was dat best een uitdaging. Met een konijn gaat dat wel, maar een mier is echt een klein monster van dichtbij. Na twee jaar was mijn boekje klaar. Ik heb alle illustraties professioneel in laten scannen door een kennis. Omdat ik eigenlijk heel nieuwsgierig was en een idee wilde hebben van hoe het geheel er in een boek uitzag heb ik de illustraties en tekst in een fotoboek gezet en uit laten printen bij de Hema.

Mijn fotoboek heb ik aan familie en vrienden laten zien. Iedereen was enthousiast en dat
maakte dat ik de stap naar uitgave durfde te zetten.

Waar moet je op letten bij het gebruik van aquarelverf en -potlood?
Werken met aquarelverf
Werken met aquarelverf

Wanneer je met aquarelverf te veel over je papier gaat, of iets te ruw probeert om iets weg te poetsen met een stukje keukenrol gaat je papier helemaal stuk. Ook is het bij aquarelpotlood een beetje lastig om nog iets te verbeteren wanneer je je tekening eenmaal hebt staan. De oogjes en de mondjes van de poppetjes tekende ik als laatste met een zwarte pen. Een enkele keer is het voorgekomen dat mijn figuurtje nog niet helemaal droog was. Het gevolg was dat alles helemaal uitliep. Daar viel niks meer aan te verbeteren en ik kon helemaal opnieuw beginnen.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

De Nijntje-serie van Dick Bruna vind ik heel leuk. De verhaaltjes gaan over dagelijkse dingen en zijn eenvoudig, op rijm verteld. Ook maakte Dick Bruna alleen gebruik van een aantal basiskleuren en hele eenvoudige vormen. Ik denk dat dat juist de kracht is van zijn werk.

Ook Eric Carle vind ik heel goed. Zijn tekeningen zijn een soort kleurrijke collages en gaan meestal over dieren en natuur. Ze zijn heel leerzaam. Ik heb aan heel veel kinderen het boekje van “Rupsje Nooit Genoeg” voorgelezen en de reacties waren elke keer even leuk.

Daarnaast vind ik de tekeningen van Beatrix Potter ook heel mooi. De verhalen ken ik niet zo goed, maar de illustraties zijn heel knus en als ik plaatjes van Peter Rabbit zie krijg ik een nostalgisch gevoel.

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek?

Ja, sinds kort ben ik aan het tekenen en schrijven voor een nieuw boekje. De illustraties zijn in dezelfde stijl als die van “De Zonnebloem”. Ook komen er weer een aantal educatieve thema’s aan bod, zoals tot tien leren tellen en dat wormen kruipen en niet vliegen.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers en illustratoren (van prentenboeken)?
Hanneke aan het werk voor haar nieuwe prentenboek
Hanneke aan het werk voor haar nieuwe prentenboek

Wanneer je voor kinderen schrijft is het goed om te proberen de wereld te zien door de ogen van een kind. Door om je heen te kijken en korte verhaaltjes te verzinnen bij de mensen en dingen die je ziet kun je veel inspiratie opdoen.

Het is goed om een eigen stijl te bedenken, iets wat bij je past en waar je mee verder kunt.
Wanneer je ergens niet aan uitkomt kun je hulp vragen aan iemand die ervaring heeft met schrijven en illustreren, of juist gewoon aan een vriend waarvan je weet dat hij of zij eerlijk is. Hulp vragen is geen schande en twee zien altijd meer dan een. Geef niet op en zet door, ook jouw werk kan een bijzonder “pareltje” zijn.

 

Meer zien van Hanneke? Ze houdt haar eigen facebookpagina bij.

Interview Alice Hoogstad

Dag Alice Hoogstad, gefeliciteerd met de Gouden Penseel voor “Monsterboek”. Kun je wat vertellen over hoe “Monsterboek” tot stand is gekomen?
Alice Hoogstad
Alice Hoogstad

Het idee was er al heel lang. Als klein meisje liep ik altijd naar school en tekende onderweg met krijtjes op stoepen en muren. Als ik dan de volgende dag opnieuw die weg afliep, dan waren alle tekeningen weer verdwenen. Kon ik lekker weer opnieuw beginnen. Op een dag werd ik door de schooldirecteur aan mijn oor uit de klas gehaald. Het waren de jaren zestig, toen kon zoiets nog. Wat bleek, vrouwen die elke dag de stoepjes schoon boenden, waren komen klagen! Ik moest voor straf de muren die keer zelf schoonschrobben. Het boek heeft dus autobiografische trekken.

Hoe ga je te werk bij het maken van de illustraties? Kun je jouw werkproces toelichten?
Nino en Nina - Alice Hoogstad
Nino en Nina – Alice Hoogstad en Anton Wegman- Querido – 2011

Een prentenboek begint met een getekend storyboard zonder tekst. De tekst is een aanvulling op het beeld. Soms verzin ik samen met mijn man Anton (Ton) Wegman een verhaal. Dan ga ik eerst tekenen en schrijft hij de tekst. Bij Nino en Nina, een prentenboek dat ik heb gemaakt voor uitgeverij Querido, hebben we op die manier gewerkt. Bij Monsterboek, waar ik de gouden penseel voor kreeg, heb ik de tekst weggelaten omdat het beeld het verhaal voldoende vertelt. Voor de definitieve uitwerking zoek ik het tekenmateriaal dat het beste bij het onderwerp past. Dat kan inkt, krijt, potlood, collage of verf zijn. Meestal is het een gemengde techniek.

Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut prentenboek “Bolder en de boot” en “Monsterboek”?

Bolder en de boot is mijn eerste eigen prentenboek, maar daarvoor had ik al zeker 150 boeken geïllustreerd. Boeken van Rindert Kromhout, Guus Kuijer , Edward van de Vendel, Hans Kuyper, Erik en Elle Lieshout, Paul van Loon en vele anderen. Mijn eerste geïllustreerde boek kan ik me niet eens meer herinneren. Er is wel veel verandert sinds die tijd. Ik experimenteer graag met technieken. Ik houd me niet lang met eenzelfde manier van werken bezig. Het is veel spannender als er iets onder je handen ontstaat dat je niet al vooraf helemaal duidelijk in je hoofd hebt bedacht. Als je veel illustreert moet je oppassen dat je niet teveel als een automatische piloot gaat werken.

"Bolder en de boot", Alice Hoogstad
“Bolder en de boot”, Alice Hoogstad, 2005, Pimento
Wat zijn jouw favorieten materialen en technieken om te illustreren?

Mijn favoriete materiaal is acrylverf en collage. Je kunt met acrylverf zowel transparant, gelaagd als dekkend werken. Je kunt het ook goed combineren met collage of krijt. Ik werk graag met collage omdat je dan snel composities kan wisselen. Het is natuurlijk wel een beetje een ouderwetse methode. Je kunt in Photoshop heel makkelijk hetzelfde resultaat bereiken. Ik beheers die techniek nog niet maar heb wel plannen om me daar in de toekomst in te verdiepen.

Waar moet je op letten bij het gebruik van techniek?

Je moet vooral speels blijven. Zowel in vorm als in materiaalgebruik. Je moet denk ik niet té geroutineerd zijn. Het is veel leuker als er dingen onder je handen ontstaan zonder vooropgezet plan. Ik neem bewust ieder jaar een periode in mijn planning op waarin ik wat kan ‘aanmodderen’. Te vaak zit je anders met een krappe planning, waardoor je niet meer durft te experimenteren.

Je hebt kinderboeken geïllustreerd voor iedere leeftijd. Hoe houd jij als illustrator rekening met verschillende leeftijdscategorieën?

Er is een tijd geweest dat ik alleen verhalen kreeg aangeboden voor kinderen van 9 tot 13 jaar. Dat ging me vervelen omdat je dan als illustrator weinig in te brengen hebt. Je moet zo strikt mogelijk de tekst volgen en die in beeld brengen. En ik had het idee dat ik teveel in herhaling viel. De verhalen leken soms erg op elkaar. Bij een prentenboek heb je veel meer mogelijkheden. Je kunt een hele nieuwe wereld op papier zetten.

Mijn voorkeur heeft de leeftijd van 4 tot 7. Maar onlangs heb ik een tekening gemaakt bij het verhaal van Odysseus en toen vond ik het toch wel weer erg leuk weer eens voor oudere kinderen iets te maken. De afwisseling maakt het leuk.

Het is belangrijk dat je goed blijft kijken naar wat kinderen van een bepaalde leeftijd zich bezig houd, maar ik denk er verder niet teveel over na. Het gaat vanzelf.

Monsterboek
Monsterboek is inmiddels ook in het Italiaans verschenen…en wordt ook uitgegeven in de VS, Duitsland, Denemarken, Zuid-Korea en Turkije
Je hebt inmiddels behoorlijk wat prentenboeken geïllustreerd. Op welke ben je het meest trots?

Ik ben het meeste trots op het prentenboek Nino en Nina en de eerste tekeningen van mijn volgende boek. Maar daar ga ik niets over verklappen. Meestal ben ik helemaal niet trots als een boek net af is. Er zitten altijd dingetjes in die beter moeten, maar daar is dan vaak geen tijd meer voor.

De twijfel of iets wel goed is is misschien wel het lastigste van dit vak. Soms ben ik aan het eind van de dag best tevreden met een tekening, maar als ik dan de volgende ochtend kijk vind ik het soms helemaal niks. Dan laat ik het aan collega’s zien of mijn man als ik ergens niet zeker van ben. Op het moment dat je het laat zien kijk je vanzelf ook met meer afstand.

Ik ben niet gauw ergens trots op, maar er staan een paar grote tekeningen in mijn atelier waarvan ik nog niet weet of ze in een verhaal gaan passen. Die tekeningen geven me een goed gevoel. Ik heb daar met heel veel plezier aan gewerkt. Juist omdat er nog geen verhaal is word je nergens in beperkt. Je bent dan heel vrij en daardoor worden de tekeningen veel krachtiger. Soms ontstaat al schilderend een eigen verhaal . Dat is het aller mooiste.

vrij werk van Alice Hoogstad
vrij werk van Alice Hoogstad
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Dat wisselt heel sterk. Vaak zijn het details uit schilderijen of de manier van vlakverdeling of kleurgebruik dat me inspireert. Ik hou van stevige sterke vormen en duidelijke heldere composities. Werk van Carl Brown, Silvia Weve, Wolf Erlbrug, Martin Jarrie, Kveta Tacovska, Saul Steinberg, Ingrigd Godon. Teksten van Toon Telligen , Hans Hagen, Ted van Lieshout of Bette Westera zijn favoriet.

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Ik ben met twee nieuw prentenboeken bezig. De ene zal ergens voorjaar 2016 klaar zijn.
Het thema van de Kinderboekenweek 2016 is oma en opa en, echt heel toevallig, gaat mijn volgende boek daar over, maar meer ga ik er niet over verklappen. En over de andere zeg ik ook lekker nog niks. Eerst maar eens kijken of het een beetje gaat worden zoals het in mijn hoofd zit. Het kan nog alle kanten uit.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?

Blijf jezelf vernieuwen en blijf speels in je manier van werken. Wees kritisch als je verhalen of opdrachten krijgt aangeboden. Het verhaal moet bij je passen. Je moet als het ware staan te popelen om aan het werk te gaan. Ik heb, omdat nou eenmaal ook de schoorsteen van een illustrator moet blijven roken, te vaak verhalen geïllustreerd die me niet inspireerden. Probeer te voorkomen dat je plichtmatig werkt. Bekijk regelmatig werk van anderen maar wordt geen epigoon. Ga veel naar film, theater en exposities. En kijken, kijken, kijken. Daar begint alles mee.

Interview Mies van Hout

Dag Mies, wat heb jij met prentenboeken?
Mies van Hout
Mies van Hout

Prentenboeken maken vind ik het interessantste. Je hebt veel meer ruimte in een prentenboek. Ruimte voor je eigen ideeën. Ruimte voor de tekeningen. Ruimte om zelf je weg te zoeken. Ik vind het interessant om aan een boek als geheel te werken. Dat moet ook. Je kunt niet zomaar tekeningen gaan maken. Ik kan dat het beste als ik alles zelf maak. Dan wordt er niemand boos op je als je alles wilt veranderen. Als ik het met mezelf eens ben, dan kan ik dat doen. En je moet telkens heel goed nadenken en verbeteren en veranderen tot je uiteindelijk uitkomt waar je wilt zijn.

Zijn er bepaalde boeken waar je het meest trots op bent?

“Vrolijk”, omdat ik zie wat het bij kinderen losmaakt. Kinderen gaan aan de hand van dit boek allemaal hun verhalen vertellen. Het helpt ook kinderen met problemen over hun gevoelens te praten. Ik vind het heel bijzonder dat mijn boek dat teweeg kan brengen.

Je mag dit jaar namens de CPNB het prentenboek voor de Kinderboekenweek gaan maken. Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

De titel van het prentenboek is “Speeltuin”. Op de eerste pagina zie je een jongetje, een meisje en een kat die zeggen: “Kom we gaan naar de speeltuin. Ga je mee?”. In het boek zie je hun avontuurlijke zoektocht vol plezier naar die speeltuin. Het wordt steeds gezelliger onderweg. Iedereen wil mee. Sterker nog, je mag zelf ook mee. Hoe dat kan, merk je vanzelf. Uiteindelijk komt iedereen aan bij de speeltuin. En wat er dan gebeurt, verklap ik natuurlijk nog niet.

Illustratie uit “Speeltuin”, Mies van Hout, CPNB, 2015
Illustratie uit “Speeltuin”, Mies van Hout, CPNB, 2015

Er komt ook tekst in Speeltuin en die heb ik zelf geschreven. Dat vond ik wel spannend, want ik ben vooral een beeldmaker. Maar ik wilde het echt zelf doen omdat het idee van het boek ook van mij is. Ik kon zo de tekst helemaal aanpassen aan de tekeningen.

Nieuwsgierig naar het eindresultaat? Vanaf 7 oktober is “Speeltuin” verkrijgbaar.

Je hebt kinderboeken geïllustreerd voor iedere leeftijd. Hoe hou jij als illustrator rekening met verschillende leeftijdscategorieën?

Ik let vooral op de duidelijkheid. Verder maak ik gewoon wat ik leuk vind. En dan blijkt het uiteindelijk wel bij een of andere leeftijdsgroep te horen.

Hoe ga je te werk bij het maken van de illustraties? Kun je jouw werkproces toelichten?
Dat ging vroeger anders dan nu. Bij boeken als “Daar buiten loopt een schaap”, ben ik op zoek gegaan naar de verhalen die in de liedjes zitten, de beeldverhalen. Eerst bedenk ik die ideeën in het klein. Een storyboard, zeg maar. Daarna maak ik schetsen met meer details. En uiteindelijk probeer ik zo goed mogelijk te maken wat ik heb bedacht.
Zo’n tekening ontstaat gaandeweg en op deze manier krijg je er controle over.
Dit gaat het beste in verf. Ik heb heel lang in plakkaatverf gewerkt. Maar later ben ik ook met acryl gaan werken. Dat geeft weer andere mogelijkheden. het is wat fijner en transparanter.
Schetsen voor "Vrolijk", Mies van Hout, 2014
Schetsen voor “Vrolijk”, Mies van Hout, 2014

 “Vrolijk” is heel anders gemaakt. Eigenlijk het tegenovergestelde. Ik maakte amper schetsen. Ik begon gewoon te tekenen. Ik probeerde me het gevoel voor te stellen dat ik wilde verbeelden. Daardoor ontstaan er dingen die je niet kunt bedenken. Deze manier is vooral loslaten, laten gebeuren. Totaal anders. Ik vind het een bevrijding. Maar het is wel erg moeilijk. Veel gaat ook niet goed. Ik moet heel veel tekeningen maken. Sommige lukken. Of ik tevreden ben, weet ik niet altijd meteen. Er is tijd nodig om afstand te kunnen nemen om het goed te kunnen beoordelen. Ik ben klaar als ik niet meer twijfel.

Met mijn oude techniek maakte ik veel minder tekeningen. Maar daar deed ik veel langer over. Met mijn nieuwe techniek maak ik meer tekeningen. Maar die maak ik sneller.Eigenlijk doe ik over een prentenboek altijd ongeveer 5 maanden. Ongeacht welke techniek.

Vrolijke vis uit "Vrolijk"
Een voorstudie van de vrolijke vis uit “Vrolijk”, Mies van Hout, 2014, Lemniscaat
Wat zijn jouw favoriete materialen en technieken om te illustreren?

Oliepastelkrijt, acrylinkt, plakkaatverf, acrylverf, finelinders. Nou ja zo’n beetje alles dus. Maar wel met echt tekenmateriaal op echt papier. Ik maak wel gebruik van de computer, maar ik teken er niet op.

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen en technieken?

Je moet ze goed leren kennen. Dat kan alleen door er veel mee te werken. En het helpt om te weten op welk papier het voor jou het mooiste wordt.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Ik vind “Sssst, we hebben een plan!”, van Chris Haughton heel erg goed. Het is een erg goed idee en ik hou van zijn stijl en de kleuren die hij gebruikt. Piet Gröbler is een favoriete illustrator. Hij durft ook de nare kant te laten zien. En ondanks dat blijft het er fris en vrolijk uitzien.

De boeken van Charlotte Dematons behoren ook tot mijn favoriete prentenboeken. Ik hou erg van het verhalende in haar tekeningen. Ook “22 wezen”,  van Tjibbe Veldkamp en Philip Hopman, vind ik erg goed. Er zit een zeer aantrekkelijke losheid in dat boek. Maar ondertussen staat het als een huis.En de klassiekers als de Gruffalo en Max en de Maximonsters blijven favoriet.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren (van prentenboeken)?

Zorg voor een goed basisidee, dat in een paar zinnen te vertellen is. Dat is het belangrijkste.

Wil je meer weten over Mies van Hout en haar werk? Neem dan eens een kijkje op haar eigen website. Of lees de special over Mies van Hout “tekenen tot de twijfel weg is”.

Interview Ruth Wielockx

Ruth Wielockx
Ruth Wielockx

Opgelet!
Is iedereen klaar voor het interview met Ruth Wielockx?
Zit iedereen op zijn plaats?
Drie … twee … één … Start!

Hoi Ruth, je hebt een plek in de prentenboek TopTien 2016 “gewonnen”! Hoe is “Gewonnen!” tot stand gekomen?”

Het is enorm fijn te horen dat je boek in de prentenboek TopTien staat! Het idee van “Gewonnen” is heel spontaan gekomen. Ik wou een verhaaltje over een wedstrijd maken. Kinderen vinden het leuk om de beste of de snelste te zijn. Maar als er een winnaar is, is er meestal ook een verliezer. Daarom zocht ik een wedstrijd waar iedereen kon winnen, een wedstrijd die leuk is voor iedereen. Verder moesten er ook nog verschillende voertuigen deelnemen aan de wedstrijd. Zo werd het lekker stoer. Als je die twee optelt: een wedstrijd waar iedereen zich winnaar voelt én die doorgaat op één plaats waar alle voertuigen zich tegelijk bevinden … dan ken je het einde van “Gewonnen”!

Hoe ben je te werk gegaan?

“Gewonnen” is geïllustreerd in gouache. Eerst heb ik een opsomming gemaakt van alle voertuigen die interessant waren om mee te rijden – of te vliegen – en dan heb ik geprobeerd om ze van traag naar snel te rangschikken. Het was een heel interessante oefening! Verder wou ik niemand uitsluiten; jongens en meisjes, groot en klein … De kinderen zijn van verschillende origine – dat is bewust zo gedaan – we leven tenslotte in een multiculturele samenleving!

De evolutie van de quad, uit "Gewonnen", Ruth Wielockx, 2014, Clavis
De evolutie van de quad, uit “Gewonnen”, Ruth Wielockx, 2014, Clavis
Stuntmannen, piloten, ridders, racecoureurs, jij hebt wel wat met stoere jongens?

Soms hoor of lees ik wel eens dat jongens niet graag met hun neus in de boeken zitten, wat heel droevig zou zijn, omdat ik geloof dat ieder kind wel ergens een boek vindt dat in de smaak valt. Daarom hoop ik met de boeken die ik maak toch enkele kleine stoere jongens (of voorlezende papa’s) even over de streep te trekken! Wat niet wil zeggen dat de boeken uitsluitend voor jongens gemaakt zijn natuurlijk! Er zijn ook heel wat meisjes die iets pittiger willen; boeken over techniek of snelheid of waaghalzerij.

Hoe ben je eigenlijk “prentenboek illustrator” geworden?

Dat is allemaal eerder toevallig gebeurd! We – mijn man en twee zonen – hebben een jaar in de States gewoond. Omdat ik toen in loopbaanonderbreking was, was ik op zoek naar een uitdaging. En toen zei mijn man: ‘Wel, schrijf dan eens een boekje!’ Omdat ik altijd al graag tekende, vond ik dat wel een goede suggestie. Na een paar telefoontjes hoorde ik over de illustratiewedstrijd die uitgeverij Clavis uitschreef. Kort nadat ik daar de publieksprijs ‘Prijs van het Kind’ won, is mijn eerste boek “Wiebe is verliefd” verschenen.

Hoe ga je te werk bij het maken van een prentenboek?

Ik begin altijd met het schrijven van het scenario; in een paar stappen pen ik neer wat er gaat gebeuren in het boek. Dat wordt dan met de uitgever besproken. Nadien begin ik te illustreren en denk ik nog verder na over het verhaal; details die nog moeten uitgedacht worden, zaken die nog moeten opgezocht worden … En nog later schrijf ik de tekst. Als het een nieuwe illustratietechniek is, neem ik vaak ook een voorbeeldje mee naar mijn uitgever. Ook tijdens het maken van het boek stuur ik geregeld afgewerkte illustraties door naar de uitgever, zodat die een oogje in het zeil kan houden. Dat is nodig, omdat ik bijna nooit schetsen maak … maar zo blijft het natuurlijk spannend voor beide partijen! Ik ben heel blij met mijn uitgever die me die vrijheid durft te geven, omdat dit de werkwijze is die voor mij het meest natuurlijk aanvoelt.

Wat zijn jouw favoriete materialen om te illustreren? En waarom?

Ik ben altijd zoekende naar welk materiaal het beste hoort bij het verhaal en de leeftijdsgroep. Een favoriet heb ik niet echt. Gouache, aquarel, fimo-klei, digitaal, … ik doe het allemaal! En ik doe ze allemaal met evenveel plezier; soms voel ik me bijna schuldig omdat ik de ganse dag mag tekenen, kleien, schilderen, …!

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen?

Omdat ik geen grafische opleiding heb, dacht ik wel eens dat je op een kunstschool leert hoe alle materialen gebruikt dienen te worden. Nu denk ik eerder dat het aan de kunstenaar is om de materialen die je aanspreken eens uit te proberen. Iedereen werkt tenslotte op een andere manier met de verschillende materialen. Dat zie je al bij peuters die je een potje verf en penseel geeft! De ene maakt nette lijnen en de andere kliedert er maar op los. Zo gaat het ook als je groot bent, denk ik. Het is gewoon een kwestie van durven en uitproberen.

Illustratie uit "De Kleine Kerstboom
Illustratie uit “De Kleine Kerstboom”, Wielockx, 2015, Clavis
Je hebt inmiddels behoorlijk wat prentenboeken geïllustreerd. Aan welke bewaar je de beste herinneringen?

De leukste herinneringen bewaar ik aan “De kleine kerstboom”. Aan dit boek ben ik vol enthousiasme begonnen rond december, wat heerlijk was omdat je dan helemaal in de kerstsfeer bent. Het werd pas echt grappig toen ik in maart nog steeds mijn playlist met kerstliedjes aan het spelen was! Het is heel makkelijk om te zeggen op welk boek ik het meest trots ben: dat is altijd op het laatste prentenboek dat ik gemaakt heb!

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

“Swimmy” en “Frederick” van Leo Lionni vind ik erg goed. Swimmy omdat ik het enorm goed bedacht vind; Frederick is zo gevoelig geschreven en het opent deuren om over meer abstracte zaken zoals gevoelens te praten met kinderen. Ik hou ook van de humor en de zwierige tekenstijl van Ian Falconer met zijn grappige varkentje Olivia. Verder kunnen de illustraties van Chris Haughton – omwille van het mooie en aparte kleurgebruik – me wel bekoren.

Ben je momenteel bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Ja natuurlijk ben ik aan een nieuw prentenboek bezig! Het wordt een grappig verhaal, over een politieman. En er zijn natuurlijk ook nog een heleboel papieren met notities die op me liggen te wachten; allemaal ideeën voor nieuwe verhalen en prentenboeken!

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren en schrijvers van prentenboeken?

Niet teveel nadenken maar doen!

Meer informatie over Ruth Wielockx, haar werk en haar boeken vind je op haar eigen website. Bij Gewonnen zijn er leuke lessen te downloaden bij de kleuteruniversiteit. Ruth is daar ook huisillustrator. Bij De kleine kerstboom hoort ook een lespakket, dat gratis te downloaden is via http://www.clavisbooks.com/onderwijs.html onder: december 2013.

Meer prentenboeken van Ruth Wielockx

Interview Thé Tjong-Khing

Het boek Thé Tjong-Khing van Joukje Akveld & Annemarie Terhell geeft een prachtig overzicht van uw ontwikkeling en werk als illustrator. Had de ondertitel “van strip tot sprookje” niet “van strip tot prentenboek” moeten zijn?

Niet per se. Ik vind met woorden even leuk.

Thé Tjong-Khing
Thé Tjong-Khing van Joukje Akveld & Annemarie Terhell (Gottmer/Lannoo 2011)
De kunst van het weglaten van details lijkt wel iets waar u naar toe hebt gewerkt?

Ja. Maar het is oppassen geblazen. Hoeveel laat je weg? Voor je het weet is de tekening steriel…

Het prentenboek “Waar is de taart” uit 2004 is uw eerste solo-prentenboek. Waarom heeft u zo lang gewacht met het maken van een eigen (prenten)boek?

“Waar is de taart?” was bedoeld als een Vos en Haas prentenboek. Maar het lukte Sylvia van den Heede niet er een sluitend verhaal van te maken. Ik kreeg ideeën van haar, ik had ook wat ideeën, deed dat in een mixer en zo kwam ik tot iets wat je een verhaallijn kon noemen. Sylvia zei daarvan dat ik het verder maar alleen moest doen. Voor de grap ben ik er op door gaan denken en kwam zo tot wat “Waar is de taart?” is geworden. Tot mijn verrassing vond de uitgever het goed. Toen ging ik pas serieus aan de slag. Het boek is dus min of meer toevallig ontstaan.

Erg beperkend van een tekstloos verhaal is dat je niet echt de diepte in kan gaan. Je hebt alleen beeld tot je beschikking. Niemand kan denken, of plannen maken bijvoorbeeld. Een pré is dat in beeld van alles tegelijk kan gebeuren. En dat figuren per pagina kunnen veranderen. Iemand kan broodmager beginnen en dik eindigen bijvoorbeeld. In een verhaal met woorden moet je dit vertellen, als je alleen beeld voor je hebt, moet je het zelf ontdekken.

Is de taart nu op?

Nee hoor, er ligt een nieuwe taart bij de drukker. Het komt dit jaar uit. “Kunst met taart” heet het.

Waar werkt u momenteel aan?

Aan een heel grote opdracht waarmee ik een half jaar zoet zal zijn. Ik mag er helaas niets over zeggen.

Het recent uitgegeven “koffietafelboek” van Christian Ouwens laat beeldend zien hoe u van schets bij de definitieve illustratie uitkomt. Hoe gaat u te werk bij het maken van de illustraties? Kunt u uw werkproces toelichten?

Vroeger als kind betekende illustraties bekijken: fantaseren. Ik verbeelde me dat ik het was die verdwaald was in dat bos, of dat ik met die draak aan het vechten was en waar ik hem zou steken met mijn lans. Of als ik wegliep voor een boef zocht ik iets waarmee ik me kon verdedigen.

Ik illustreer eigenlijk voor dat kind dat ik eens was. Ik probeer altijd (soms lukt dat en soms niet) iets in een illustratie te stoppen dat aanleiding kan zijn voor dat gefantaseer van mij van vroeger.

Ik zet geen lijn op papier vóór ik weet wat ik met de illustratie wil zeggen. Ik maak opzetten in mijn hoofd. Als ik denk een opzet te hebben, dan komen papier en potlood pas tevoorschijn.

U heeft veel geïllustreerd met pen, penseel en inkt. Waarom?

Dat weet ik niet. Het lijkt me het gemakkelijkst.

Van schets naar illustratie, Khing, Carmen, 2012, Groothof, Gottmer
Van schets naar illustratie, Khing, Carmen, 2012, Groothof, Gottmer
Waar moet je op letten bij het gebruik van deze techniek?

Je moet op zoveel letten en dat geldt voor elke techniek. Voor ik begin wil ik eerst duidelijk hebben wat ik precies wil met die tekening. Moet hij spannend worden? Hoe krijg ik hem dan zo spannend mogelijk? Moet het meisje rechts of links op de pagina, moet ze voorover buigen of juist niet? Moet de donkere wolk recht boven haar of half achter het huis?

Heb ik de opzet, dan komen de kleurdilemma’s. Welke kleuren maken de plaat spannend. Heb ik ook dat voor elkaar, dan komt het leukste, dit alles tot leven brengen. Dat is een zaak van accenten. Moet het rood van haar jurk dieper? Moeten de struiken achter het huis donkerder? Moet dat grijs naast dat geel niet wat blauwer?

Kunt u wat vertellen over hoe u “beweging” en “spanning” in uw illustraties krijgt?

Dat is moeilijk te zeggen. Voor iedere tekening gelden andere regels. Soms kan je een beweging versterken door iets in de stand van het lichaam te veranderen, maar soms kan je beter iets veranderen in de achtergrond. Ik geloof niet dat er een algemene regel bestaat.

Van schets naar illustratie, Khing,
Van schets naar illustratie, Khing, Carmen, 2012, Groothof (auteur), Gottmer
Heeft u zelf een aantal favoriete illustratoren?

Mijn echte favorieten zijn schilders. Onder andere Co Westerik, Pat Andrea en Henri Rousseau. Foto naturalistische schilders spreken me niet zo aan. Abstracte nog veel minder. Het terrein daartussen vind ik het spannendst.

Heeft u tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren (van prentenboeken)?

Haha, goed je best doen. Ik zou het niet weten, je moet doen wat je leuk vind. En niet boos worden op kritiek maar er naar luisteren, wie weet heb je er wat aan.

Meer weten over Thé Tjong-Khing en de boeken die hij geïllustreerd heeft? Neem dan eens een kijkje op zijn eigen website.