Interview Sebastiaan Van Doninck

Dag Sebastiaan, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

In 2002 studeerde ik af met een graphic Novel, een adaptatie van een sprookje van Oscar Wilde, ‘de zelfzuchtige reus’. Na de studie illustratie heb ik een omweg gemaakt via het Kask van Gent waar ik even animatiefilm studeerde. Niet lang hierna begon ik als
illustrator voor prentenboeken, eerst bij De Eenhoorn, later ook bij Lannoo en nu bij
Querido.

Prentenboeken hebben steeds een groot deel uit gemaakt van mijn praktijk als
tekenaar, schilder & illustrator. Prentenboeken zijn voor mij niet allen werk, maar ook
aparte werelden waar je kunt instappen en je je even in kunt verliezen. Zo voelt het ook
voor een stuk als ik ze maak (hoewel het proces heel overwogen is). Teksten die mij
inspireren zetten mijn verbeelding op scherp en ik zal blijven zoeken tot ik de juiste
toon vast heb.

Het werken aan prentenboeken wissel ik graag af met het maken van vrij
werk (schilderijen, keramiek, tekenwerk). Ik heb die variatie nodig, het geeft meer
mogelijkheden. Het aftasten van manieren van werken via experiment is essentieel in
mijn praktijk. Het voedt mijn illustratiewerk voor prentenboeken.

Wat was jouw debuut?

‘Oink’, in samenwerking met Geert de Kockere en ‘Het woei’, in samenwerking met
Edward van de Vendel waren de eerste prentenboeken. Ze kwamen bijna gelijktijdig uit
bij uitgeverij De Eenhoorn. Dit was in het jaar 2003, exact 20 jaar geleden. Het voelt nu
als een heel andere wereld als ik erop terug kijk. ‘Het woei’ kwam prompt op de longlist
van de Gouden Uil jeugdliteratuur te staan. Zo is mijn loopbaan als illustrator voor
prentenboeken eigenlijk echt begonnen.

Sebastiaan van Doninck oink het woei Sebastiaan van Doninck

Hoewel ik alle kansen kreeg en die ook aangegrepen heb voelde het allemaal wel erg pril. Achteraf gezien had ik misschien beter een paar jaar de tijd genomen om te zoeken, maar op die leeftijd stond ik ook echt wel te popelen om te starten. Dus het was eerder een proces van vallen en opstaan, en misschien maar best zo.

Aan hoeveel prentenboeken heb je ongeveer gewerkt?

Als illustrator heb ik ondertussen meegewerkt aan 32 prentenboeken. Als ik dat cijfer zelf zo zwart op wit zie staan denk ik: vanaf nu wat spaarzamer met prentenboek projecten. De afgelopen jaren doe ik dit al, De fantastische vliegwedstrijd bijvoorbeeld. Aan dat boek heb ik ruim een jaar geschilderd. Voor toekomstige projecten neem ik ook veel meer de tijd, anders ben ik niet tevreden met het resultaat. Ik heb één prentenboek ook zelf geschreven, ‘Het meisje met de botjes’.

Hoe vind je het om aan prentenboeken te werken?

Soms moeilijk, soms heerlijk. Beginnen is vaak stroef. Het zoeken naar de juiste
personages, de spanning in de opeenvolging van de beelden, een gepaste techniek en
kleurgebruik. Dat is ploeteren en zoeken. Maar eens je in die ‘flow’ terecht komt en het
gevoel hebt iets goed te doen, dan ben ik vertrokken. Dat gevoel is erg bijzonder. Het tot
leven wekken van een wereld op papier, je verbeelding die zich vrij kan bewegen, het fysieke van schilderen en de rust, de focus. Daar doe ik het echt voor.

Mijn artistieke praktijk (het doen) voelt voor mij persoonlijk ook belangrijker dan wat er daarna met het boek gebeurd, eens het eruit is ben ik al bezig met het volgende. Dan moet de ploeg van de uitgever het overnemen. Schrijvers kunnen ook zo heerlijk voorlezen, een illustrator staat er dan vaak maar wat lummelig bij. Mijn werk is in mijn atelier, zo voelt het voor me.

Kun je wat meer vertellen over jouw laatste prentenboek “Kijk dan toch!”?

Elvis Peeters sprak me aan over een verhaal dat een ode is aan de verwondering. Het
kinderlijke kijken én echt zien. Kleine dingen waarderen, het wonder van het leven
voelen en omarmen. Er gebeuren zoveel boeiende dingen rond ons op micro-schaal.
Een spin die haar weg maakt, een plant die zachtjes wiegt in de wind, een bepaalde geur
die je terug naar je kindertijd vervoert, een lichtval die plots alles magisch doet
oplichten… Ik begrijp verveling niet zo goed, er is zoveel te zien!

Dit verhaal was me echt op het lijf geschreven. Dit ‘kijken’ heb ik van mijn moeder, zij
heeft me steeds gewezen op die kleine dingen rond ons, om dit niet vanzelfsprekend of
futiel te vinden. Mijn moeder neemt ook foto’s met een macrolens van de kleinste
insecten. Een prachtige wereld wordt plots zichtbaar.

De tekst heeft ook iets filosofisch, het stilstaan. Die focus die we allemaal missen in deze jachtige en onzekere tijd. Daar gaat ‘Kijk dan toch!’. Het speelt zich af op een voetafdruk, maar het zou de hele wereld in zich kunnen dragen. De twee personages spraken ook tot de verbeelding. De slak die hoopvol wacht en rondkijkt, zich verwonderd en de verveelde pad die niets lijkt op te merken en er gefrustreerd van wordt.

voorstudies uit Kijk dan toch Sebastiaan van Doninck
voorstudies voor “Kijk dan toch!” – Sebastiaan van Doninck
Hoe ga je te werk bij het illustreren van een prentenboek?

Alles inspireert me. Een voordeel en een nadeel, want ik lees hierdoor veel en leer veel
nieuwe dingen kennen, maar het kan me ook afleiden en mijn focus verleggen. Hierdoor kan ik soms werk opnieuw doen of veranderen doorheen het proces. Een tekst moet me sowieso prikkelen en inspireren, anders begin ik er niet aan. Ik put heel veel uit de natuur, uit muziek en het proces zelf, het schilderen.

Ik maak niet zo heel veel voorstudies, ik begin vrij snel aan uitgewerkte beelden. Ik doe liever de uitwerking opnieuw dan eindeloos voorstudies te maken, dit gaat me vervelen. Een beeld dat snel en intuïtief ontstaat heeft naar mijn gevoel vaak meer potentieel en expressiviteit dan een beeld dat tot in de puntjes helemaal is doorwerkt en doordacht. Ik hou van toeval.

Heb je favoriete materialen waarmee je werkt?

Alles waar je luchtig en transparant mee kunt schilderen, inkt, waterverf, ecoline, verdunde
acryl of olieverf…. Maar ook droge materialen zoals kleurpotlood, krijt en oliepastel.

Hoe gaat de samenwerking auteur / uitgever?

Meestal krijg ik een tekst via de uitgever waar ik dan mee aan de slag ga. Er is weinig
‘bemoeienis’, en zo hoort het ook. Carte Blanche werkt de creativiteit en het artistieke in de
hand. Niets zo erg als een verkoopteam binnen een uitgever die allemaal individueel hun
zegje willen doen over prenten in een boek. Zo maak je boeken dood, ik kan er van
meespreken. Bij Querido voel ik absolute vrijheid en vertrouwen. Een heel fijne plek voor een illustrator.

Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?

Ontzettend! Het is niet meer met elkaar te vergelijken. Ik was zo zoekende… had geen idee
waar mijn accenten lagen, wat mijn verhaal was, hoe ik me vrij mocht kunnen bewegen als
tekenaar. Veel valse verwachtingen in het begin die over de jaren gelukkig gesneuveld zijn.
Ook het directe schilderwerk zou ik vroeger nooit toegelaten hebben, ik was zo perfectionistisch dat de beelden stroef en overwerkt werden. Dit wil ik ten allen tijde vermijden en ik waak hier echt over. Het tekenplezier laat ik veel meer toe, zoekende lijnen, transparantie, structuren, licht,… er is zoveel om mee te werken.

Wat zijn echte leermomenten geweest?

Dat je als illustrator visueel je eigen verhalen kunt vertellen in de beelden. Dat een directe
lijnvoering meer kan vertellen dan een gladde computer tekening. Dat humor erg belangrijk is in mijn werk en dat hier niets mis mee is. De momenten dat ik alles loslaat en met het schetsboek onder de arm ga tekenen, het schilderen op groot formaat, de leerrijke momenten in het keramiek atelier van een goede vriendin. Het contact met illustratie-studenten, de vele babbels in Bologna (kinderboekenbeurs), het werken aan ‘Morris’ van Bart Moeyaert, de vele gedichten die ik mocht illustreren voor ‘Heel de wereld wordt wakker’…. best heel wat dus.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

‘De zwerveling’,  van Peter Van den Ende. Prachtig uitgevoerde zwart-witprenten die overlopen van verbeelding en fantasie. Een droomwereld om jezelf in te verliezen. Peter kent zijn klassiekers! Een atypisch, eigenzinnig beeldverhaal zonder woorden dat uitdaagt en opvalt. Een bom in kinderboerenland!

‘De aankomst”, van Shaun Tan. Hoe mooi kan zoiets pijnlijks en universeels als ‘vluchten’ in beeld gebracht worden? Shaun Tan doet het op een magisch realistische manier. Actualiteit en verbeelding. Magistraal boek dat iedereen moet lezen.

‘De dood, de eend en de tulp’,  van Wolf Erlbruch. Dit prentenboek ontroert. Tot tranen toe. Zo teder. Zo echt. De dood als personage is niet meteen wat je verwacht in een prentenboek voor kinderen, en eigenlijk is dit de vanzelfsprekendheid zelve. Wolf maakt dit zo herkenbaar en troost zonder te verbloemen, prachtig gewoon.

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek?

Ja! Een nieuw boek met Tjibbe Veldkamp. Denk aan grote platen vol dierlijk leven en
vaart. Een boek in de lijn van ‘De fantastische vliegwedstrijd’, maar toch helemaal
anders. Een echt voorleesboek.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?
Sebastiaan van Doninck
Sebastiaan van Doninck

Volg je intuïtie en je zoek uit wat je belangrijk vindt, waar jij accenten wil leggen. Het verhaal is belangrijker dan een ‘stijltje’ na te jagen. Blijf zoeken en in vraag stellen en kijk kritisch naar je werk. Geloof sociale media niet, dit is eerder een steekproef van middelmatigheid. Neem tijd om met je project naar buiten te komen en kom uit je kot! Laat je zien (niet alleen online). Maak de boeken in eerste instantie voor jezelf. Je eigen stem slaat altijd het meeste aan, hoe vreemd of onzeker deze ook lijkt… Kijk niet teveel naar andere illustratoren, dit kan je van je eigen pad afhalen. Zoek via andere wegen naar inspiratie… werk hard, maar geconcentreerd (slaap genoeg) en vergeet niet wat centen voor je betekenen, het maken van meer en beter werk. 🙂

Wil je meer weten over Sebastiaan Van Doninck en zijn werk als illustrator van prentenboeken? Bezoek dan zijn eigen website!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *