Dag Alice Hoogstad, gefeliciteerd met de Gouden Penseel voor “Monsterboek”. Kun je wat vertellen over hoe “Monsterboek” tot stand is gekomen?
Het idee was er al heel lang. Als klein meisje liep ik altijd naar school en tekende onderweg met krijtjes op stoepen en muren. Als ik dan de volgende dag opnieuw die weg afliep, dan waren alle tekeningen weer verdwenen. Kon ik lekker weer opnieuw beginnen. Op een dag werd ik door de schooldirecteur aan mijn oor uit de klas gehaald. Het waren de jaren zestig, toen kon zoiets nog. Wat bleek, vrouwen die elke dag de stoepjes schoon boenden, waren komen klagen! Ik moest voor straf de muren die keer zelf schoonschrobben. Het boek heeft dus autobiografische trekken.
Hoe ga je te werk bij het maken van de illustraties? Kun je jouw werkproces toelichten?
Een prentenboek begint met een getekend storyboard zonder tekst. De tekst is een aanvulling op het beeld. Soms verzin ik samen met mijn man Anton (Ton) Wegman een verhaal. Dan ga ik eerst tekenen en schrijft hij de tekst. Bij Nino en Nina, een prentenboek dat ik heb gemaakt voor uitgeverij Querido, hebben we op die manier gewerkt. Bij Monsterboek, waar ik de gouden penseel voor kreeg, heb ik de tekst weggelaten omdat het beeld het verhaal voldoende vertelt. Voor de definitieve uitwerking zoek ik het tekenmateriaal dat het beste bij het onderwerp past. Dat kan inkt, krijt, potlood, collage of verf zijn. Meestal is het een gemengde techniek.
Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut prentenboek “Bolder en de boot” en “Monsterboek”?
Bolder en de boot is mijn eerste eigen prentenboek, maar daarvoor had ik al zeker 150 boeken geïllustreerd. Boeken van Rindert Kromhout, Guus Kuijer , Edward van de Vendel, Hans Kuyper, Erik en Elle Lieshout, Paul van Loon en vele anderen. Mijn eerste geïllustreerde boek kan ik me niet eens meer herinneren. Er is wel veel verandert sinds die tijd. Ik experimenteer graag met technieken. Ik houd me niet lang met eenzelfde manier van werken bezig. Het is veel spannender als er iets onder je handen ontstaat dat je niet al vooraf helemaal duidelijk in je hoofd hebt bedacht. Als je veel illustreert moet je oppassen dat je niet teveel als een automatische piloot gaat werken.
Wat zijn jouw favorieten materialen en technieken om te illustreren?
Mijn favoriete materiaal is acrylverf en collage. Je kunt met acrylverf zowel transparant, gelaagd als dekkend werken. Je kunt het ook goed combineren met collage of krijt. Ik werk graag met collage omdat je dan snel composities kan wisselen. Het is natuurlijk wel een beetje een ouderwetse methode. Je kunt in Photoshop heel makkelijk hetzelfde resultaat bereiken. Ik beheers die techniek nog niet maar heb wel plannen om me daar in de toekomst in te verdiepen.
Waar moet je op letten bij het gebruik van techniek?
Je moet vooral speels blijven. Zowel in vorm als in materiaalgebruik. Je moet denk ik niet té geroutineerd zijn. Het is veel leuker als er dingen onder je handen ontstaan zonder vooropgezet plan. Ik neem bewust ieder jaar een periode in mijn planning op waarin ik wat kan ‘aanmodderen’. Te vaak zit je anders met een krappe planning, waardoor je niet meer durft te experimenteren.
Je hebt kinderboeken geïllustreerd voor iedere leeftijd. Hoe houd jij als illustrator rekening met verschillende leeftijdscategorieën?
Er is een tijd geweest dat ik alleen verhalen kreeg aangeboden voor kinderen van 9 tot 13 jaar. Dat ging me vervelen omdat je dan als illustrator weinig in te brengen hebt. Je moet zo strikt mogelijk de tekst volgen en die in beeld brengen. En ik had het idee dat ik teveel in herhaling viel. De verhalen leken soms erg op elkaar. Bij een prentenboek heb je veel meer mogelijkheden. Je kunt een hele nieuwe wereld op papier zetten.
Mijn voorkeur heeft de leeftijd van 4 tot 7. Maar onlangs heb ik een tekening gemaakt bij het verhaal van Odysseus en toen vond ik het toch wel weer erg leuk weer eens voor oudere kinderen iets te maken. De afwisseling maakt het leuk.
Het is belangrijk dat je goed blijft kijken naar wat kinderen van een bepaalde leeftijd zich bezig houd, maar ik denk er verder niet teveel over na. Het gaat vanzelf.
Je hebt inmiddels behoorlijk wat prentenboeken geïllustreerd. Op welke ben je het meest trots?
Ik ben het meeste trots op het prentenboek Nino en Nina en de eerste tekeningen van mijn volgende boek. Maar daar ga ik niets over verklappen. Meestal ben ik helemaal niet trots als een boek net af is. Er zitten altijd dingetjes in die beter moeten, maar daar is dan vaak geen tijd meer voor.
De twijfel of iets wel goed is is misschien wel het lastigste van dit vak. Soms ben ik aan het eind van de dag best tevreden met een tekening, maar als ik dan de volgende ochtend kijk vind ik het soms helemaal niks. Dan laat ik het aan collega’s zien of mijn man als ik ergens niet zeker van ben. Op het moment dat je het laat zien kijk je vanzelf ook met meer afstand.
Ik ben niet gauw ergens trots op, maar er staan een paar grote tekeningen in mijn atelier waarvan ik nog niet weet of ze in een verhaal gaan passen. Die tekeningen geven me een goed gevoel. Ik heb daar met heel veel plezier aan gewerkt. Juist omdat er nog geen verhaal is word je nergens in beperkt. Je bent dan heel vrij en daardoor worden de tekeningen veel krachtiger. Soms ontstaat al schilderend een eigen verhaal . Dat is het aller mooiste.
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?
Dat wisselt heel sterk. Vaak zijn het details uit schilderijen of de manier van vlakverdeling of kleurgebruik dat me inspireert. Ik hou van stevige sterke vormen en duidelijke heldere composities. Werk van Carl Brown, Silvia Weve, Wolf Erlbrug, Martin Jarrie, Kveta Tacovska, Saul Steinberg, Ingrigd Godon. Teksten van Toon Telligen , Hans Hagen, Ted van Lieshout of Bette Westera zijn favoriet.
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?
Ik ben met twee nieuw prentenboeken bezig. De ene zal ergens voorjaar 2016 klaar zijn.
Het thema van de Kinderboekenweek 2016 is oma en opa en, echt heel toevallig, gaat mijn volgende boek daar over, maar meer ga ik er niet over verklappen. En over de andere zeg ik ook lekker nog niks. Eerst maar eens kijken of het een beetje gaat worden zoals het in mijn hoofd zit. Het kan nog alle kanten uit.
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?
Blijf jezelf vernieuwen en blijf speels in je manier van werken. Wees kritisch als je verhalen of opdrachten krijgt aangeboden. Het verhaal moet bij je passen. Je moet als het ware staan te popelen om aan het werk te gaan. Ik heb, omdat nou eenmaal ook de schoorsteen van een illustrator moet blijven roken, te vaak verhalen geïllustreerd die me niet inspireerden. Probeer te voorkomen dat je plichtmatig werkt. Bekijk regelmatig werk van anderen maar wordt geen epigoon. Ga veel naar film, theater en exposities. En kijken, kijken, kijken. Daar begint alles mee.