Categoriearchief: Interviews

In deze categorie komen interviews met onder meer schrijvers, illustratoren en uitgevers van prentenboeken

Interview Hanneke Siemensma

Dag Hanneke Siemensma, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

Mijn prentenboek debuut was ‘Snip’. Daarvoor had ik al veel ander illustratiewerk gedaan, maar prentenboeken tekenen vind ik echt het allerleukst. Je bent zo vrij. In een aantal platen mag je de wereld vormgeven waarin het verhaal zich afspeelt, de sfeer, de karaktertjes, etc. Ik heb vier prentenboeken getekend. Het zijn allemaal verhalen van anderen. Misschien dat ik in de toekomst nog een ‘eigen’ verhaal schrijf en teken.

Met “De De haas zonder neus” heb je een zilveren penseel gewonnen. Kun je wat meer vertellen over dit prentenboek?

Het gaat over een kleine knuffelhaas ergens buiten in de natuur. Hij is prima tevreden tot andere dieren hem confronteren met zijn ‘anders’ zijn. Ze merken op dat hij geen neus heeft. Hij komt in een soort van identiteitscrisis. Wie of wat ben ik eigenlijk? Het vrolijke simpele beestje wordt wat neerslachtig en trekt de wereld in. In een park wordt hij gevonden door een meisje. Zij denkt meteen: “ha, een knuffel! Gevonden! Lief! Hebben!” Ze vindt hem gewoon schattig zoals hij is. Ze worden beste maatjes. Op een dag springt er een knoop van haar jas en blijkt dat een perfect neusje voor de haas, als kers op de taart.

Toen ik het verhaal tekende, moest ik denken aan hoe mijn zus en ik vroeger in de winkel de net niet perfecte knuffeltjes met een scheef oogje vaak het liefst vonden. Juist die konden we niet laten liggen, want dat vonden we zielig. Daarom ziet het haasje er wat ‘onhandig’ uit. Een knuffel aan de waslijn, altijd een beetje pijnlijk, dat wilde ik ook graag tekenen. En de knopendoos, hoe heerlijk vond ik het vroeger om in de knopendoos van mijn moeder te rommelen en te sorteren. Dat heb ik er ook in verwerkt.

Illustratie uit 'Haas zonder neus', Hanneke Siemensma
Illustratie uit ‘De haas zonder neus’, Hanneke Siemensma

Het was wel zoeken hoor, hoe dat haasje en zijn wereld eruit moest zien. Hij moest duidelijk anders zijn dan de andere dieren, maar het moest er ook weer niet te dik bovenop liggen. Je mag daar als kijker/lezer best pas langzaam achter komen (net als de haas zelf). En ‘zonder neus’ klinkt best raar, een beetje eng zelfs, maar als je daarbij dan een simpel getekend, klein roodbruin beestje ziet, is dat geen probleem meer.

Daarom heb ik hem dus zo getekend, met potloodkrasjes, niet heel realistisch. Hij valt ook niet helemaal uit de toon bij de egel, de eekhoorntjes…Ik heb ook in de omgeving gespeeld door afdrukken van echte bladeren uit de tuin te combineren met simpel kleurpotlood en houtskooltekeningen. Dat zijn heel pure materialen. Dat potlood en bladeren drukken doen denken aan de kindertijd. Ik vond dat kloppen bij het verhaal. 

Hoe ga je te werk bij het illustreren van een prentenboek?

Ik begin altijd met het verhaal lezen, dan wegleggen en bedenken wat ik erbij zie. Dan ga ik er met een potloodje nog een keer doorheen en maak ik in de kantlijn kleine schetsjes. Daarna lees ik het verhaal nog een paar keer heel grondig door en probeer ik het in spreads te verdelen. Dan maak ik schetsjes op een storyboard. Ik maak ook alvast wat grotere tekeningen. En ik maak kleine dummy’s, om te kijken wat werkt als je de pagina’s omslaat. Wat er dan gebeurt. De tekst verdwijnt dan even naar de achtergrond, ik kijk echt hoe ik het verhaal in tekeningen ga vertellen, zonder de tekst moet het ook kloppen en spannend zijn.

Dummy boekje Hanneke Siemensma
Dummy boekje Hanneke Siemensma voor ‘De haas zonder neus’

Kleuters die nog niet kunnen lezen, kunnen wel heel goed kijken! Ze zien vaak veel meer dan de voorlezende ouder. Die nieuwsgierige oogjes wil je belonen. Bij ‘Kleine wijze wolf’ ziet de oplettende kijker dat hij zijn laarsje verliest en dat de dieren die hem stiekem volgen dat laarsje een paar bladzijden later weer terugbrengen. Zo wordt er ongemerkt voor de wat onhandige wolf gezorgd. Veel volwassenen hebben dat niet eens door, die lezen de tekst en hup, volgende pagina. Je kunt ook met je vinger het stippellijntje volgen van de route van de wolf, dat leek me zo leuk, dat je dat kunt als kind, en het zorgt voor een grafisch elementje. Dit soort elementen toevoegen aan het verhaal kosten trouwens wel tijd en dat lukt pas als je wat verder bent in het proces. Daarom heb ik die tijd ook echt nodig. Ik doe best lang over een prentenboek.

Als de dummy zonder tekst werkt, voeg ik de tekst weer toe. Kijken wat er dan gebeurt. Soms klopt het dan niet meer. Dan moet ik weer schuiven en puzzelen tot het wel klopt. Maar meestal werkt het prima en voegt de tekst een laagje toe. Zeker bij mijn laatste prentenboek ‘Gedachten denken’ was dat zo. Ineens gebeurde er iets extra’s door weer zinnetjes uit de tekst bij de tekening te voegen. Magisch zelfs, hoe zo’n zinnetje je blik op een (in dit geval vrij abstracte) tekening kan sturen.

Illustratie uit Kleine wijze wolf, Hanneke Siemensma, 2017, Hoogland en Van Klaveren
Illustratie uit ‘Kleine wijze wolf’, Hanneke Siemensma, 2017, Hoogland en Van Klaveren
Heb je een favoriet materiaal waarmee je werkt?

Ik wissel van materialen, maar het allerfijnst vind ik nog altijd houtskool. Niet het meest handige materiaal voor gedetailleerde illustraties. En het is nogal zwart, er zijn tegenwoordig wel gekleurde staafjes, maar die zijn net wat vetter en werken minder lekker. Houtskool blijft me verbazen. Je kunt er grof en fijn mee werken en ik ontdek steeds weer iets nieuws. Misschien omdat het zo beperkt lijkt (een simpel zwart staafje van verkoold hout), blijf ik het interessant vinden.

Om kleur toe te voegen, heb ik de platen in de eerste twee prentenboeken digitaal gekleurd. Bij de laatste boeken werk ik meer met kleurpotlood om al op de ‘analoge’ tekening kleur toe te voegen. Toch werk ik het liefst met grof, onhandig materiaal, het moet me een beetje verrassen en tegenwerken. Als ik teveel controle heb, ga ik zitten priegelen en slaat het dood.

Houtskool achtergrond Hanneke Siemensma
Houtskool achtergrond Hanneke Siemensma
Wat zijn echte leermomenten geweest?

Leermomenten heb ik de hele tijd. Je komt jezelf de hele tijd tegen als je bezig bent. Tekeningen die niet lukken. Ideeën die niet werken. Wat ik heb geleerd is vooral doorgaan. Je weet dat de oplossing er is, hij zweeft ergens, maar hij is nog niet ‘geland’. Zo voelt dat dan echt. Dan moet je gewoon doorgaan, iets geks doen. Dingen omkeren, uitvergroten of juist verkleinen. Licht maken wat je donker had, etc.

Meestal helpt het ook om iets een tijdje te laten liggen. Als je er dan later naar kijkt, zie je veel helderder wat er ontbreekt of wat er misging. Wat ik ook heb gemerkt is dat juist de tekeningen waar ik flink mee heb geworsteld achteraf het mooist blijken. Of een belangrijke plek in het boek te hebben. Het loont dus om jezelf door zo’n kleine crisis te slepen. Ik merk ook dat vertrouwen in je eigen kunnen helpt. Dat groeit bij elk boek.

 Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

Natuurlijk, ons huis ligt er vol mee! De meeste zijn favoriet vanwege de mooie tekeningen, maar we hebben er ook een paar die juist opvallen vanwege het verhaal. En sommige boeken worden beter als je ze vaker leest, dan moet je er eerst even aan wennen. Mijn kinderen vonden bijvoorbeeld ‘Laat die duif niet achter het stuur’ echt hilarisch, terwijl ik het visueel eerst maar een saai boek vond…

Om er nog twee uit te pikken: ‘Cloth lullaby’, getekend door Isabelle Arsenault (niet naar het Nederlands vertaald) vind ik echt prachtig vanwege de tekeningen en het onderwerp. Het is een soort non-fictie over Louise Bourgeois, maar toch zo vrij en poëtisch getekend. En heel grappig en knap vind ik ‘The rock from the sky’ van Jon Klassen (volgens mij vertaald als ‘De rots van boven’ maar we hebben hem in het Engels). Het is heel verstild en toch vol actie. Hij speelt zo goed met je verwachting, in dit boek benut hij het moment van de pagina omslaan echt perfect. 

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Ja, zeker! Ik heb meerdere projecten lopen. Wat zal ik erover zeggen, nog maar niet teveel… één prentenboek gaat over een nogal koppige beer met wilskracht. En het andere… dat komt vast ook goed!

 Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?
Hanneke Siemensma aan het werk
Hanneke Siemensma aan het werk

Gewoon doorgaan. En kijk goed om je heen. Wees kritisch op je eigen werk, oefen veel, teken veel en probeer van alles uit. Dan ontwikkel je je eigen handschrift. Dat neemt niemand je meer af. Wees eigenwijs en laat je niet opjagen, neem je tijd. Het is zonde als je iets aflevert waar je voor je gevoel te gehaast aan hebt gewerkt.

Wil je meer weten over Hanneke Siemensma en haar werk als illustrator van prentenboeken? Bezoek dan haar eigen website!

Interview Joukje Akveld

Dag Joukje, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Joukje Akveld fotograaf Justin Fox
Joukje Akveld (fotograaf Justin Fox)

Ik heb inmiddels zeven prentenboek geschreven. Mijn debuut voor kinderen was het prentenboek ‘Olle wist zeker dat hij geen bril nodig had’, met illustraties van Sieb Posthuma. Het boek verscheen bij uitgeverij Van Goor. Later is het in een iets gewijzigde versie met meer tekst verschenen in de Tijgerlezen-serie voor beginnende lezers van uitgeverij Querido. Mijn laatste prentenboek is ‘Schoenbek’, met illustraties van Piet Grobler.

‘Maximiliaan Modderman geeft een feestje’ is verkozen tot het prentenboek van het jaar 2023. Kun je wat meer vertellen over dit prentenboek?

Maximiliaan Modderman is een jongetje met een naam als uit een gedicht van Annie M.G. Schmidt, dat er bende van maakte à la Floddertje en leeft volgens het adagium: doe nooit wat je moeder zegt, dan komt het allemaal terecht. Het boek is mijn loftrompet op Annie Schmidt.

Ooit verbleef ik een zomer in haar huisje in Le Rouret in de Alpes-Maritimes. Huisjes. Van de rommelige Ruïne (oorspronkelijk de woning van haar zoon Flip) verkaste ik naar haar intieme schrijvershuisje om te eindigen in de monumentale bungalow Les Beaumêles – allemaal op dezelfde pittoreske berg. Ik hoopte er te schrijven. Maar al stonden de olijfbomen er op z’n knoestigst bij, al geurde de lavendel door de Franse krekelnacht en liet ik de wijn vloeien zoals Annie destijds had gedaan, schrijven deed ik niet.

Nu, jaren later, ligt er dit prentenboek, geschreven met Annie in mijn hoofd. Jan Jutte maakte de tekeningen. In 1983 debuteerde hij met illustraties bij haar ‘Beertje Pippeloentje’. Een kwart eeuw later maakte hij het prentenboek van haar gedicht ‘Het toverstokje’.

Ik houd van de tekeningen van Jan. De dik gepenseelde contourlijnen, het grafische, beetje vergrijsde palet. Jans werk roept de jaren vijftig in herinnering, de periode waarin Annie debuteerde, de tijd van de affiches van Savignac en Cassandre (het Droste-vrouwtje, de hoge, vertekende scheepsboegen van de Holland-Amerika Lijn). ‘Bij die periode ligt mijn hart,’ vertelde Jan me toen ik hem interviewde voor mijn tekenaarsboek. ‘Elke tijd heeft zijn eigen beeldtaal, z’n eigen idioom. Ik heb me altijd willen onttrekken aan het felle kleurgebruik van onze tijd, de snelle tekenstijl, de luchtige lijnen. Bij die oude affiches heb ik het gevoel dat ik thuiskom. Niet dat ik in m’n werk een concreet tijdsbeeld wil oproepen, het is eerder een mentaliteit. Maar ik kom wel steeds uit bij een bepaalde vormentaal, bij de helderheid van toen.’

Maximiliaan Modderman Jan Jutte Joukje Akveld
Illustratie uit Maximiliaan Modderman geeft een feestje van Jan Jutte, auteur Joukje Akveld, Lannoo 2021

Jans Maximiliaan draagt een matrozenkiel en een brilletje met ronde glazen. Tegelijk is hij een kleuter zoals er altijd kleuters zullen zijn. Met een groot hoofd en schonkige schoudertjes.

Met streepjessokken en glimoogjes die zeggen: nu gaan we lazerstralen.

Hoe ga je te werk bij het schrijven van een prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?

Meestal begint een prentenboek bij mij met een zin of een beeld. Als die zin klopt is de toon voor het prentenboek gezet. Vandaar bouw ik verder naar de plot. Zo werkte ik aan ‘Olle’ en zo werk ik nog steeds.

Dankzij mijn interviewboek met illustratoren had ik het geluk veel tekenaars persoonlijk te kennen. Daardoor was het makkelijker om ze te benaderen voor mijn verhalen. De keuze voor een tekenaar gebeurt altijd in nauw overleg met de uitgeverij. Meestal is er één keer overleg met de tekenaar over het boek, daarna gaat die aan de gang met het verhaal. Soms krijg ik tussentijds schetsen of illustraties te zien, soms zie ik het boek pas als het af is.

Je hebt ook een aantal biografieën geschreven over illustratoren van kinderboeken en prentenboeken, waaronder Thé Tjong-Khing en Sieb Posthuma. Wat trekt jouw zo aan in het vak van illustrator en kan je zelf een beetje tekenen?  

In de brugklas had ik een 9 voor tekenen op mijn rapport. Daarna ging het hollend achteruit met mijn tekentalent. Als ik het ooit al kon, dan kan ik het nu niet meer. Misschien ben ik daarom wel gefascineerd door mensen die wel kunnen tekenen. In illustraties vertel je een verhaal met beelden in plaats van woorden. Het is intrigerend om te zien welke beelden mijn woorden bij de tekenaar oproepen. Veel van mijn prentenboekenpersonages waren oorspronkelijk mensen. Maar in handen van Sieb Posthuma, Philip Hopman en Noëlle Smit werden het dieren: een biggetje, een panda en een hond, een walrus. Inmiddels kan ik mijn personages niet meer anders zien dan hoe zij ze hebben getekend. 

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Dat zijn er veel. Ik houd van klassieke tekenaars als William Steig en Tomi Ungerer, maar ook van een eigentijdse tekenaar als Steve Small, van wie ik de prentenboeken vertaal voor uitgeverij Luitingh-Sijthoff. Ik houd van het werk van alle tekenaars met wie ik boeken heb gemaakt – niet toevallig kwam ik uit bij hun werk. Ik houd ook van Arnold Lobel, Leo Timmers, Dr. Seuss, Sempé, Oliver Jeffers, Wolf Erlbruch en Quentin Blake. Al die tekenaars hebben humor en een zekere lichtheid in hun stijl.

Dit lijstje is niet compleet. Morgen schieten me weer andere namen te binnen…

 Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

In september verschijnt er een peuterboekje dat ik maakte met Myriam Berenschot: ‘De bal’. Op dit moment werk ik aan een aantal boeken voor beginnende lezers. Ik heb een paar aanzetjes geschreven voor nieuwe prentenboekenverhalen, maar geen ervan is in een stadium dat ik durf te zeggen dat het ooit echt een bok zal zijn.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers (van prentenboeken)?

Nee. Er is geen recept voor het schrijven van een prentenboek. Ik kan alleen zeggen dat het lastiger is dan het lijkt.

Wil je meer weten over Joukje Akveld en haar werk als schrijver van prentenboeken? Bezoek dan haar eigen website.

Interview Angela de Groot – Nom de Plumeau

Dag Angela, gefeliciteerd met je debuut “Verhaaltje voor ‘t slapen”. Kun je kort vertellen waar het prentenboek over gaat?

Het boek ‘Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes’ is een visualisatie voor kinderen (vanaf ong. 6 jaar – 100+) om na een lange en drukke dag, relaxed te gaan slapen.

Je stapt in een wereld waarin de verteller en luisteraar begeleid worden tijdens een wandeling in een veld. Het verhaal wordt vergezeld door abstracte illustraties om zo juist genoeg ruimte over te laten om ook de eigen fantasie aan te spreken. Op deze manier kan de lezer of luisteraar zichzelf altijd toegang geven tot zijn of haar eigen fijne, veilige plek. En dat is handig ter ontspanning, ont-prikkeling en ook bij angstige gedachten.

Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes’
Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes’ , Angela de Groot, Nom de Plumeau, 2022
Hoe is “Verhaaltje voor ‘t slapen” tot stand gekomen?

Ik ben gefascineerd door de invloed en de kracht van taal. Ik schreef er tijdens mijn eerste studie zelfs mijn scriptie over. Niet in de zin een taalpurist te zijn, want zo plaats ik te pas en onpas leestekens. En ook niet vanwege het feit, dat ik deze zin met ‘En’ begin. Maar wel in de zin van de impact die taal kan hebben op ervaringen en hoe je je voelt. Zo is taal ook heel  belangrijk in mijn coachpraktijk waar ik volwassenen begeleid bij zelfonderzoek.

Toen ik tussen mijn oude en huidige werk opnieuw de schoolbanken in dook om leerkracht te worden, ontdekte ik tijdens het vak ontwikkelingspsychologie nog meer over de relatie tussen taal en de ontwikkeling van het jonge kind. Voor dat gegeven ben ik nog iedere dag dankbaar, zeker nu ik zelf moeder ben van twee jongens. We zoeken als ouder allemaal in meer of mindere mate naar houvast. Wat is ‘normaal’? Wat speelt zich in het hoofd van mijn kind af? Hoe kan ik hem of haar zo goed mogelijk ondersteunen?

Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes’ , Angela de Groot, Nom de Plumeau, 2022
foto Nina Nijland

Toen mijn oudste zoon Eli, nu bijna 7, destijds 5, zich steeds meer bewust werd van zijn ‘ik’ alsook het ‘ik’ van anderen en zijn omgeving in het algemeen, kon hij daar ‘s avonds in bed nog lang mee bezig zijn. De wereld willen begrijpen. De dag doornemen, heel gedetailleerd. De leuke, maar ook de niet leuke aspecten van een dag. Ik ontdekte dat werkelijkheid en fantasie verweven raakten. De gebeurtenissen uit een spannende tekenfilm werden mogelijke gevaren voor zijn dag van morgen. ‘Zijn er in onze straat ook inbrekers, mama?’ ‘Wat nu als mijn tand uitvalt en het heel erg gaat bloeden?’ ‘Mama, ik kan niet slapen want de schaduw van de kast is die van de monsters met speciale krachten en die zitten nu achter die deur!’’

 

Ik nam Eli mee naar een veilige plek middels een visualisatie, die ik ook in mijn praktijk geregeld gebruik. We pasten samen het verhaal al vertellende aan, naar zijn fantasie. Mijn zoon ontspande en viel heerlijk in slaap.

Ik dacht dat het misschien een toevalstreffer was, maar Eli begon in de weken daarna zelf om het ‘verhaaltje van de boom’, te vragen. Tijdens een korte vakantie in Nederland besloot ik het verhaal op te schrijven. Ik wist zeker dat dit verhaal ook andere kinderen kan helpen om relaxed te gaan slapen. En zo blijkt nu 🙂

Heb je bewust gekozen om niet te werken met illustraties?

In eerste instantie was het de bedoeling om het boek in een vrij minimalistische stijl vorm te geven. Zwart- wit. Uitsluitend spelen met wat lettertypes en diverse groottes. Verpakt in een mooi terrazzo- patroon vloeipapiertje. Zo zag ik het voor me. Verder geen poespas. Ik nam een vormgever in de arm om het boek drukklaar te maken. Echter bij het doorspreken wist vormgever Zsofi Molnar van Zsofi Design, mij anders te overtuigen. Dankzij de creativiteit van Zsofi ontstond er alsnog een boek met illustraties. Zsofi heeft wat mij betreft de spijker op de kop geslagen met haar interpretatie van het verhaal en bijpassende abstracte vormgeving, die de fantasie prikkelt en stimuleert en nog altijd genoeg aan de verbeelding van de lezer overlaat.

Het boek wordt uitgegeven door “Nom de Plumeau”. Kun je wat vertellen over deze uitgeverij?

Nom de Plumeau is een verwijzing met een knipoog naar Nom de Plume, wat pseudoniem betekent.

Met verhalen om je in jezelf thuis te voelen, verhalen om bewust te maken en een zeker bewustzijn aan te wakkeren, reikt Nom de Plumeau uit naar kinderen (en begeleiders) om de verbinding met zichzelf te ontdekken.

Wat zijn jouw leermomenten geweest?

In de wereld van boeken schrijven en boeken uitgeven was ik zo groen als gras. Mijn leercurve was dan ook enorm. Van boekenrug, 1001 papiersoorten, ISBN, Wet op de vaste boekenprijs, niet 21, maar 9 % btw, webshop bouwen tot het optuigen van Instagram; ik had werkelijk nog nergens kaas van gegeten. Maar het leuke is dat je door je in te lezen en mensen om je heen te verzamelen die je kunnen ondersteunen, je enorm veel leert en nieuwe verbindingen met jezelf en anderen aan gaat. En laat dat wat mij betreft nou net de bedoeling zijn van het leven an sich; verbinden.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

De ogenschijnlijke simpliciteit waarmee Oliver Jeffers verhalen vertelt en illustreert is wat mij betreft subliem.

Van de details van de prenten van Benji Davies kan ik ook enorm genieten. En huilen! Tranen met tuiten bij ‘Het eiland van opa’. Zo mooi.

De vormgeving van ‘Drakenpost’ geschreven door Emma Yarlett is te gek; die brieven!

Kim Crabeels heeft mij met haar hilarische ‘Meneer Blobvis zoekt een liefje’ geïnspireerd om kinderverhalen te schrijven die ook de volwassen (voor)lezer aanspreken.

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Ja! Er is een nieuw prentenboek in de maak. Waar ‘Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes’ met abstracte pastelkleurige illustraties; kalm en lieflijk is, is het volgende boek van uitgeverij Nom de Plumeau van een heel ander kaliber. Het is kleurrijk, geschreven in dichtvorm en vol beeldende illustraties. De titel is ‘Liza Lampenkapje’.

Het verhaal gaat over een timide, maar speels kwalletje, dat in een lichtvoetig beschreven zoektocht naar zichzelf, een akelige stekelvis tegenkomt die haar wereld op z’n kop zet. Waar qua uitvoering de verschillen niet groter kunnen zijn is overeenkomst tussen deze twee boeken, dat ook bij het tweede boek de essentie opnieuw is; vanuit bewustzijn in het ‘hier en nu’ verbinden met jezelf en omgeving.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers en uitgeverijen (van prentenboeken)?

Angela de Groot
Angela de Groot – foto Nina Nijland

 Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes is dan wel het debuutboek; het is niet het eerste verhaal dat ik heb geschreven. Eén van de eerste verhalen schreef ik jaren geleden; ‘Tjiep’ een verhaal over een vogel die niet bleek te kunnen vliegen. Ik was zo trots als een aap. Een verhaal over bewustwording, teleurstelling en doorzettingsvermogen. Mijn zoon vond het een geweldig verhaal, het hielp hem tijdens het leren fietsen op zijn loopfiets. Ook jaren later nog vertelde ik het verhaal regelmatig als erom werd gevraagd. Het was toen zelfs al in mijn hoofd opgekomen om het uit te geven. “Mama, vertel het verhaal van Tjiep nog eens” zei mijn oudste zoon toen er een vriendje kwam spelen. Ik begon enthousiast te vertellen totdat ik abrupt werd onderbroken door het desbetreffende vriendje: ‘Uuuughhh SAAAAAAAAI’ Ik was compleet verbouwereerd. Wist niet wat ik moest denken, voelen, laat staan zeggen. We zijn in een ongelooflijk hard lachen uitgebarsten. Ik maar denken dat het een topverhaal was!

Sindsdien lees ik mijn verhalen aan minimaal 20 kinderen voor en verwerk ik wat ik van ze terug krijg.

Het is spannend om te delen, maar ik kan het zeker aanraden. In je eentje op je zolderkamer raak je helemaal overtuigd van je verhaal, maar je weet pas echt hoe het wordt ontvangen als je het met je publiek deelt!

Wil je het boek Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes bestellen en op de hoogte blijven de uitgaven van Nom de Plumeau kijk dan de website.

Interview Noëlle Smit

Dag Noëlle Smit, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Noëlle Smit
Noëlle Smit

Ik kan wel zeggen dat het de hoofdmoot is van al mijn werk door de jaren heen. Waarom? Ik heb geen idee. Terwijl ik het heerlijk vind om losse verhalen, versjes, liedjes en gedichten te voorzien van tekeningen.

Ik vind het fijn werken om telkens weer een nieuwe scene te bedenken, een nieuw uitgangspunt, een ander ‘grondplan’ neerleggen met andere personages in de hoofdrol.

Maar het overgrote gedeelte van mijn werk bestaat uit prentenboeken waarin het gekozen concept leidend is en doorgezet wordt doorheen het hele boek. Het is gewoon zo gelopen denk ik.

Je illustreert ook de boeken van Annie M.G. Schmidt. Dat lijkt me een grote uitdaging?

Het is altijd leuk om weer een verhaal, versje of gedicht van Annie M.G.Schmidt te mogen illustreren. De eerste keer dat ik gevraagd werd, vond ik het heel erg spannend. Het waren de liedjes die ze samen maakte met Harry Bannink. De opdracht kwam van het Concertgebouw in samenwerking met een uitgever. Dan ligt er wel iets op je schouders en dat kan verlammend werken. Maar de teksten zijn zo geweldig, speels en soms vinnig dat de ideeën voor de tekeningen al snel kwamen.  Ik kon de illustraties die er al waren vergeten en mijn eigen pad maken.

Hoe ga je te werk bij het illustreren van een prentenboek?

Het begint met een eigen idee of een aangeleverd manuscript. En ieder idee of verhaal verlangt een andere oplossing. Bijvoorbeeld, toen ik het manuscript van “Vuilnisvarkens Job & Bob” kreeg van Tjibbe Veldkamp  ben ik eerst de karakters vorm gaan geven. Die dragen het verhaal. Daarna zijn de uitgever en ik gaan bedenken waar het verhaal zich af moest gaan spelen. In de stad of op een dorp? Daarna deed het probleem zich voor dat wanneer de prenten het verhaal volgde, de tekeningen nogal vol werden. Je hebt namelijk de karakters, de omgeving, de actie en reactie die het verhaal vormen en al het vuilnis dat telkens in en uit de wagen wordt gekiept.

Het verhaal moest helder blijven. Je tekent ten slotte voor kleine kinderen die het moeten kunnen volgen. Zo is de stijl ontstaan zoals die nu is. Een lineaire achtergrond. De stad als lijntekening met daarop alles wat het verhaal ‘draagt’. Dus de figuren, vuilniskar e.d. rijk geïllustreerd. Nu wordt het afval de hoofdzaak en het eerste wat je ziet en waarop je let. De stad is een bijfiguur geworden. In dit geval zijn de lijnen met pen en inkt getekend. De rest is met gouache uitgewerkt. Zo is deze vorm dus heel organisch ontstaan.

Illustraties uit Vuilnisvarkens Job en Bob, Noëlle Smit, Tjibbe Veldkamp (auteur), Gottmer, 2020
Illustraties uit Vuilnisvarkens Job en Bob, Noëlle Smit, Tjibbe Veldkamp (auteur), Gottmer, 2020

Bij “De eekhoorn legt een ei en andere fabels” van Janneke Schotveld was het fijn werken omdat iedere prent een nieuwe set karakters liet zien. En het gaat om fabels, waarbij je toch de ‘clou’ een beetje wilt laten zien in de prent. Of de sfeer wil laten doorschemeren waarop de fabel reflecteert. Dit is mijn favoriete manier van werken. Telkens opnieuw een wit vel met allerlei mogelijkheden. En ik begin dan gewoon. Eerst het dier of dieren en daarna de compositie. Ik wil dat het een interessant beeld oplevert.

In het geval van de illustratie van de vos en de kraai zat het formaat van de dieren me erg in de weg. De kraai is veel kleiner in verhouding tot de vos. Daarom heb ik het kijkpunt van bovenaf gemaakt. Daardoor kon ik veel beter spelen met de dieren onderling. Ook is daardoor het stukje kaas duidelijker in beeld. Daarna is het zoeken naar de compositie en kleuren. Door mezelf een beperkt kleurenpalet op te leggen blijft de illustratie duidelijk en helder. De overlapping van de takken zorgt voor het perspectief en de schaduw op de grond en op de vos maakt het nog duidelijker. En door de bloesem in de bomen in een geeltoon te houden spelen de dieren de hoofdrol. De voorgaande prenten leken mij een te ‘zwaar’ bladerdek en bloesem hebben.

Van schets naar illustratie uit "De eekhoorn legt een ei en andere fabels" - Noëlle Smit - 2021
Van schets naar illustratie uit “De eekhoorn legt een ei en andere fabels” – Noëlle Smit – 2021
Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?

Ik ben sinds mijn debuut efficiënter geworden tijdens het maken van een boek. Voorheen maakte ik nooit schetsen. Wel bedacht ik op losse papiertjes en schriftjes het verloop van de prenten en wat ik ongeveer wilde laten zien. Een soort storyboard, maar niet helemaal tot in detail uitgewerkt. En dan begon ik er gewoon aan! Heel intuïtief maar ook een chaotisch proces.

Dus dan was ik lekker op weg en dan waren er naar verloop van tijd meerdere tekeningen voor één spread. Geen ruimte om het boek dikker te maken. Die 12 spreads, daar moet je het mee doen (als het om een normaal formaat prentenboek gaat).

Nu schets ik eerst alles precies uit zoals ik het hebben wil. Wanneer ik en de redacteur dan tevreden zijn, begin ik pas aan de uitwerking. Dat scheelt een hoop tijd en geeft ook veel meer rust in de uitwerking van een boek.

Wat zijn echte leermomenten?

Leermomenten zijn voor mij vaak de ‘kill your darlings’. Dat je je als tekenaar soms zo blind kan staren op die ene tekening waarvan jij vind dat hij zo goed gelukt is en waarin alles klopt, en die zo mooi in balans is……..Maar die dan net de loop van het verhaal stropt, de vaart wegneemt of een stijlbreuk is. Dan is daar de redacteur of uitgever die dan roept. ‘Die moet eruit!’ En dan denk ik vaak….wat?! Waarom die? Dan zie ik pas, wanneer ik wat meer afstand heb van het werk, hoe gelijk die persoon had. En dat is qua werken heel fijn. Want het vertrouwen werkt twee kanten op. De uitgever/redacteuren laten mij redelijk vrij tijdens het maakproces. En wanneer nodig vertrouw ik volledig op hun kijk en visie.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

“Seasons” van John Burningham vind ik een geweldig prentenboek. Het spelen met materialen wat je daarin ziet. Het grove geweld van de verf hier en daar met krassen, spatten en vlekken erin. Hij weet echt de emoties die de seizoenen hebben, vast te pakken. De zon spat bijna het boek uit, zoveel geel heeft die pagina. Dat vind ik knap. Dat je bijna de warmte kan voelen.

Ook hou ik van het werk van Maurice Sendak, Tomi Ungerer. Allemaal heel erg jaren 70! Maar daar hou ik dus heel erg van. Het zijn ook de tekenaars waarnaar ik keek toen ik zelf startte met het illustreren van verhalen.

Maar ik hou bijvoorbeeld ook van nieuwer werk van Mari Kanstad Johnsen. Het vloeiende, schetsmatige en niet helemaal tot in de puntjes gedefinieerde spreekt me erg aan. Met daarbij de ‘stotende’ kleuren. Bijna naïef, bijna een soort kleurplaat, maar dat is het dus verre van. Heel mooi!

En ik hou ook van de nieuwe Tsjechische tekenaars. Heel folkloristisch en nostalgisch qua stijl en toch van nu. Het werk van Chrudos Valousek vind ik prachtig.

Het ligt ook een beetje aan de fase waar ik op dat moment zelf inzit, wat aan me blijft ‘haken’.

illustratie uit "Aan zee", Noëlle Smit, 2021
illustratie uit “Aan zee”, Noëlle Smit, 2021
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek?

Ik heb momenteel net “Aan zee” afgerond. Het derde deel van mijn eigen serie prentenboeken, uitgegeven door Querido. De opvolger van “Naar de markt” en “In de tuin”. De tekeningen liggen nu bij de lithograaf en vormgever. Deze serie ligt mij dicht aan het hart. Deze boeken gaan een beetje over mij.

Ik heb momenteel nog geen ideeën voor een vierde deel en wellicht blijft het bij deze drie? Maar wie weet?

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?

Geen verdere tips van mijn kant…Ik ben vaak zelf nog teveel aan het ‘zoeken’ in mijn  werk. En ben nog steeds te kritisch wanneer ik een boek, net vers van de pers, in mijn handen heb.

Illustreren is gewoon een vak en hoe vaker je het doet, hoe beter je wordt. Een stijltje wordt op den duur een ‘kunstje’. Trap daar niet in. Ga op zoek naar je eigen ‘beeldtaal’. En dat kost tijd en moeite.

Wil je meer weten over Noëlle Smit en haar werk als illustrator, kijk dan ook eens op haar eigen website.

Interview Mylo Freeman

Dag Mylo Freeman, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

Prentenboeken vormen de hoofdmoot van mijn werk. Voor mij is het beeld erg belangrijk. Ook het werken voor kleuters vind ik ontzettend leuk. Zonder de illustraties zou ik geen boeken maken! Wel werk ik tegenwoordig ook voor een oudere doelgroep met boeken zoals ‘Over Dames en Tassen’, maar hierin zijn ook de illustraties heel belangrijk.

Kinderen hebben behoefte aan zowel spiegels als ramen. Veel gekleurde kinderen zien de wereld alleen via ramen en zij hebben spiegels nodig. Andere kinderen zien alleen spiegels en zij moeten de wereld ook door ramen leren zien.

Mylo Freeman
Mylo Freeman
Belangrijke thema’s binnen jouw prentenboeken zijn diversiteit en inclusiviteit. Merk je de afgelopen jaren een verbetering rondom deze thema’s of is er nog veel werk aan de winkel?

Diversiteit en inclusiviteit zijn sinds zo’n 15 jaar, zolang ik met prinses Arabella ben begonnen erg belangrijk. Ik zie de laatste jaren gelukkig steeds meer boeken verschijnen  waar kinderen van kleur de hoofdrol in spelen. Wat ik wel nog graag zou zien is dat er ook meer makers van kleur bijkomen, dus zowel schrijvers als illustratoren. Blijkbaar heeft dat wat meer tijd nodig, maar ik ben ervan overtuigd dat dat ook komt!

Hoe ga je te werk bij het maken van een prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?

Alles begint met een idee, dat kan een verhaal zijn dat ik heb gehoord of iets dat ik online heb gezien. Ik schrijf al mijn ideeën meteen op in een schriftje, sommige worden een echt verhaal en bij andere blijft het bij een idee. Maar als ik in mijn hoofd een goed begin en een goed einde heb schrijf ik dat ook op en begin ik meteen te schetsen.

Ik werk altijd met ecoline, vaak in combinatie met bleekwater en zeezout en doe eigenlijk niks met de computer. Het afwerken van de tekeningen gebeurt met pastelkrijt en gel-pennen. Ik mail mijn uitgever mijn plan en wat schetsen en als ze enthousiast zijn ga ik aan het werk. Inmiddels is er wel zoveel vertrouwen dat ik tussendoor niets meer hoef te laten zien , ik lever het in als ik klaar ben.

Qua techniek is er niet veel veranderd, maar ik ben wel veel kritischer geworden op mijn illustraties. Ik begin niet met inkleuren voordat de tekening naar mijn idee perfect erop staat. Een leermoment is wat mij betreft als de schets niet klopt, je het ook niet meer goed krijgt met inkleuren. De schets is echt de basis en die moet helemaal kloppen.

Prinses Arabella - Mylo Freeman
De wording van Prinses Arabella – Mylo Freeman
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Mijn favoriete prentenboek is ‘Julian is een zeemeermin’ van Jessica Love. Haar illustraties sluiten ook perfect aan bij het verhaal. Een liefdevol boek over een klein jongetje dat graag een zeemeermin wil zijn en zich verkleed met spulletjes van zijn oma..

Ook de illustraties en verhalen van Oliver Jeffers ben ik erg dol op. Grappige onvoorspelbare verhaaltjes met een leuke clou. Ondanks dat hij zijn illustraties met de computer maakt, valt dat helemaal niet op. Het ziet er altijd sprankelend uit!

 Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Ik ga binnenkort beginnen aan een nieuw Arabella boek.Dat gaat “Prinses Arabella maakt muziek” heten, dus dat spreekt voor zich. Verder wil ik eind dit jaar beginnen met een prentenboek over Rembrandt en een klein zwart meisje die graag wil dat haar vader
geportretteerd wordt door hem. Daar verheug ik me ook op, want dat wordt wel echt een uitdaging!

 Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende auteurs en illustratoren?

Een tip voor illustratoren zou zijn ’teken iedere dag!’ en probeer je zo breed mogelijk te ontwikkelen.Zelf had ik vroeger nooit veel zin om een fiets te leren tekenen bijvoorbeeld, maar ik zou je aanraden dat toch te doen! Je weet maar nooit of je het kunt gebruiken voor een opdracht. Voor auteurs zou ik zeggen, hou altijd je ogen en oren open voor een eventueel verhaal. Inspiratie is overal!

Wil je meer weten over Mylo Freeman en haar werk? Neem dan ook eens kijkje op haar eigen website.

Interview Mark Haayema

Dag Mark Haayema, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

Een heel belangrijke plek. Het samenspel van tekst en illustraties vind ik ontzettend interessant. Ze moeten elkaar versterken en verrassen. Ik werk heel graag met illustratoren zoals Job van Gelder en Medy Oberendorff. Ze hebben allebei een compleet andere stijl en brengen op hun manier net dat beetje extra wat een prentenboek bijzonder maakt.

Mark Haayema met een Muk van pluche
Mark Haayema met een Muk van pluche
“Muk”, staat in de prentenboek top 10 van de prentenboek van jaar 2022. Kun je wat meer vertellen over dit prentenboek?

Muk gaat over mijn eigen hond ‘Muk’. Een vrolijke dalmatiër. Waar ik ook met hem loop, overal reageren mensen en vooral kinderen op hem. En waarom? Vanwege zijn stippen.
Dat vond ik een fijn uitgangspunt voor een prentenboek. In het eerste boekje gaat Muk opzoek naar een tiende stip. In ‘Muk krijgt een kleur’ (verschenen 6 augustus 2021) droomt Muk dat hij is ingekleurd. In januari 2022 (tijdens en na de voorleesdagen) speelt ook de voorstelling Muk in de Nederlandse en Vlaamse theaters. Ook komt er een pluche versie van Muk. Kortom, met Muk zijn we voorlopig wel zoet! De illustraties worden gemaakt door Job van Gelder en Laury Tinnemans.

Hoe ga je te werk bij het schrijven van een prentenboek?

Het idee wordt vaak geboren door een gebeurtenis in mijn omgeving. Dat kan iets groots zijn zoals een ziekte, de dood of een probleem waar ik het antwoord niet op weet. Of iets kleins zoals de stippen van mijn hond.

Het grootste gedeelte van de ontwikkeling van een verhaal gebeurt in mijn hoofd. Tijdens het wandelen, sporten of in de trein. In een schrijfboekje werk ik de grove lijn uit en zoek naar het antwoord op de vraag: ‘Hoe neem ik de lezer mee naar dat wat ik wil zeggen of daar waar ik wil eindigen’. Als ik dat helder heb, begint het echte schrijven. Dat doe ik op mijn laptop.

Het schrijven gaat puur op intuïtie. De sfeer, schrijfstijl, het tempo en de lengte kan ik nooit van te voren bepalen. Dat bepaalt wonderlijk genoeg het verhaal zelf.

Zodra ik tevreden ben met het verhaal, stuur ik deze naar de uitgeverij. Na een redactieronde gaat mijn tweede of derde versie naar de illustrator. Als hij/zij het heeft gelezen en er hopelijk al beelden bij ziet, drinken we vaak een kopje ‘vrolijks’ om de taal en beeldtaal te bespreken.

Vervolgens moet mijn verhaal even ‘borrelen’ in het hoofd van de illustrator zodat het ook haar/zijn verhaal wordt. Na een paar weken worden de eerste schetsen gemaakt. In dit proces hebben we soms heel nauw contact, wanneer ik bijvoorbeeld iets moet aanpassen en soms blijft het even stil. Dan zit ik thuis met smart en vol ongeduld te wachten op het moois.

Schetsen van Muk Mark Haayema, Job van Gelder en Laury Tinnemans
Schetsen van Muk Mark Haayema, Job van Gelder en Laury Tinnemans
Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?

Ik denk dat ik inmiddels wat sneller een verhaal-structuur kan maken. Hoewel ik in de uitwerking soms weer wat trager bent, omdat ik wil mezelf wil blijven ontwikkelen en vernieuwen. Ik wil graag iets toevoegen aan het huidige aanbod. Waarom zou je immers iets maken wat er al is?

Ik heb twee keer een boek gemaakt in opdracht. Ik merk, hoewel ik heb geprobeerd er mijn eigen draai aan te geven, dat het niet van mij is. Dat het geen “Mark-verhalen” zijn.
Ik heb zo geleerd om enkel iets te maken waar ik volledig achter sta!

Verschilt dit werkproces veel met het schrijven van een “gewoon” kinderboek?

Het grootste verschil is dat je in een leesboek veel beeldender kan schrijven. Hoe de wereld eruitziet. Ook kun je elk moment overspringen naar een andere ‘scène’ of gebeurtenis.
In een prentenboek bepaalt het beeld heel veel. Daar is 1 spread (twee aan-een-gesloten-bladzijdes) vaak 1 scène. Anders loopt de tekst vóór op het beeld.

Een prentenboek is echt een gelijkwaardige samenwerking.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

De boeken van Jon Klassen vind ik echt briljant!
De eenvoud, de humor, de stijl… een kunstwerk!

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek?

Ik ben bezig met een nieuwe Muk! Je weet wel… die dalmatiër!

Tijdens de succesvolle chemo-behandelingen die ik het afgelopen half jaar kreeg, schreef ik het dichtbundeltje Word Maar Beter. Met tekeningen van Fiep Westendorp. Na dit grote succes, zijn we (Fiep Amsterdam en ik) bezig om samen weer iets moois te maken.
Verder komt in oktober 2021 Onkruid uit, een leesboek met illustraties van Mattias de Leeuw.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers (van prentenboeken)?

Schrijf enkel als je de drang voelt. Niet omdat je nu eenmaal een boek wil maken.
Schrijf omdat het verhaal geschreven moet worden. Als de inhoud klopt, gaat de rest vanzelf.

Wil je meer weten over Mark Haayema en zijn werk? Neem dan ook eens kijkje op zijn eigen website

Interview kinderboekwinkel Rapunsel

In het centrum van Assen bevindt zich kinderboekwinkel Rapunsel. Of zoals ze zelf zeggen “kinderboeken en meer”, want je kunt er ook terecht voor duurzaam en educatief speelgoed.  Rapunsel is 8 jaar geleden gestart en heeft een breed assortiment met gemiddeld 5000 boeken, van 0 tot en met 16 jaar.  Prentenboek.nl sprak met de huidige eigenaar, Linda Schipper, over de winkel en prentenboeken. Want zoals Linda zelf zegt: “de prentenboeken zijn niet weg te denken in onze winkel. Prentenboeken zijn mooi om voor te lezen, om bepaalde thema’s uit te lichten of een boodschap over te brengen.”

Kinderboekwinkel Rapunsel Assen
Kinderboekwinkel Rapunsel Assen
Wat is in jouw ogen de meerwaarde van een fysieke kinderboekwinkel?

De meerwaarde van een fysieke kinderboekwinkel is onbeschrijfelijk vinden wij. Je kunt bij ons advies vragen over boeken die bij jouw kind zouden passen. Een gepast advies dat je online nooit zult vinden. Vindt een kind een bepaald boek leuk, dan kunnen wij boeken aanraden die daar op aansluiten. Zo krijg je een persoonlijker en passend advies. Juist omdat wij alleen gespecialiseerd zijn in kinderboeken kunnen we dieper op de materie ingaan.

Is het moeilijk om het hoofd boven water te houden in deze tijd?

Corona (de lockdown) is erg zwaar geweest, maar we mogen niet klagen. Maar juist door onze persoonlijke adviezen waarderen en gunnen mensen het ons echt. Er werd echt specifiek bij ons gekocht in plaats van de bekende webwinkels. Mensen gingen op zoek naar de website van hun lokale boekhandel en gelukkig hebben wij een hele mooie website waar de mensen goed mee uit de voeten kunnen.

Kinderboeken en meer… !
En sinds kort hebben jullie een eigen “affiliate programma”?

Klopt. Om de bekendheid en vindbaarheid van onze website te verbeteren hebben wij  sinds kort ook een affiliate programma. Met een affiliate programma kunnen andere websites en blogs weblinks naar onze website plaatsen. Zo krijgen wij meer online bezoekers en verkopen. De affiliate partner krijgt hiervoor een vergoeding. De meeste grotere webwinkels hebben een affiliate programma, dus wij dachten, dat kunnen wij ook. Zo steun je de lokale boekwinkel.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

Oei, daar vraag je me wat. Er zijn er wel een paar die ik erg mooi vind. “De walvis wilde meer“, van Rachel Bright,  vind ik erg mooi. Prachtige tekeningen en teksten. Een wat ouder boek, maar ook een heel mooi prentenboek vind ik “Kleine bever en de echo” van Amy MacDonald en Sarah Fox-Davies. Of de “De herfst van kleine gans” van Elli Woollard en Briony May Smith.

Nu ik erover nadenk denk ik, o ja die en die en die is ook mooi. Er zijn zoveel mooie en goede prentenboeken. Daar een keuze uit maken is eigenlijk niet te doen.

Kinderboekwinkel Rapusel binnen
Kinderboekwinkel Rapusel binnen
Gaan jullie nog speciale acties en activiteiten houden in 2021?

In 2021 hopen we dat alles weer een beetje normaliseert. Dan hopen we weer schrijvers en illustratoren te kunnen ontvangen om samen met kinderen over mooie boeken te praten.

Ook hopen we weer leuke activiteiten te kunnen doen , maar het is voor dit jaar nog even afwachten hoe het loopt. In ieder geval komt in oktober Natascha Stenvert met een leuke voorstelling over beroepen in de kinderboekenweek. Daar kijken we nu al naar uit!

Kom gezellig langs bij:

Rapunsel Kinderboeken en meer
Brink 27, 9401 HT, Assen,
Email: info@rapunsel.nl
059-2300788

Kijk hier voor een overzicht van lokale kinderboekwinkels.

Interview Meinderts en Fienieg

Dag Koos en Annette, welke plek hebben prentenboeken in jullie oeuvre?

Koos: Prentenboeken nemen een belangrijke plek in, ook in aantal. Ongemerkt hebben we zo’n tien prentenboeken gemaakt, een aanzienlijk deel van ons oeuvre.

Annette: Meer dan ‘gewone’ boeken,  waar het zwaartepunt op de tekst ligt, zijn prentenboeken van ons samen. Beeld en tekst gaan hand in hand en zijn even belangrijk. Zeker in de prentenboeken met relatief veel tekst zoals De vuurtoren, De man in de wolken en De zee van meneer Max. Voor mij zijn prentenboeken het leukst om te maken, omdat er voor mij ‘meer vlees aan zit’.

Koos Meinderts en Annette Fienieg
Koos Meinderts en Annette Fienieg
Binnenkort verschijnt jullie nieuwste prentenboek Stork. Kunnen jullie wat meer vertellen over dit prentenboek?

Annette: Stork is al een poosje klaar, maar zal pas eind april, begin mei verschijnen, als de boekhandels weer hele dagen open zijn. Hoogland & Van Klaveren heeft dat in overleg met ons besloten. We hadden gehoopt dat het boek er eind februari zou zijn, toen onze kleindochter 1 werd. We hebben het boek aan haar opgedragen. Hoogland & van Klaveren heeft toen, heel lief, gezorgd dat er toch één speciaal exemplaar was!

Koos: Stork zou je een coronaprentenboek kunnen noemen. Sinds het uitbreken van het virus fiets ik bijna dagelijkse een rondje door de polders ten noorden van Utrecht. Het wemelt daar van de ooievaars, soms tel ik er wel tien of twaalf bij elkaar in hetzelfde weiland.

De ooievaars in combinatie met een krantenbericht waarin een geboortegolf voorspeld werd van ‘coronababy’s’ bracht me op het idee van het verhaal. Al fietsend trapte ik de openingszin van Stork omhoog: “Negen maanden na de Grote Ramp toen iedereen verplicht in huis moest blijven kon ooievaarcentrale Eiber & CO het werk niet aan.” Een zin die stond als een huis, maar daarmee had ik nog geen verhaal. Dat verhaal kwam toen ik Stork bedacht, een gepensioneerde, vergeetachtige ooievaar die de centrale een handje komt helpen. Hij krijgt een baby mee, maar weet al heel gauw niet meer bij wie hij de baby moet afleveren. Samen bedachten we bij wie Stork vergeefs aanklopt, en hoe uiteindelijk alles toch op zijn pootjes terecht komt.

Illustratie uit Stork, Annette Fienieg
Illustratie uit “Stork”, Annette Fienieg, 2021, Hoogland & van Klaveren
Hoe gaan jullie te werk bij het schrijven en illustreren van een prentenboek. Kunnen jullie het werkproces toelichten?

Annette: Vaak begint het bij een idee voor een verhaal, van mij of van Koos, of van ons beiden. Koos schrijft dat natuurlijk, maar we sparren er dan wel continu over. Af en toe gaat het anders: Het regent zonlicht begon juist bij mij. Ik  maakte een stapel tekeningen die nog nergens bij hoorden. Ik gaf Koos steeds tekeningen zodra ik ze af had, en hij ‘moest’ er dan een gedicht bij schrijven. Dat werkte heel verfrissend, voor allebei. Het is nog steeds een van mijn lievelingsboeken.

Ook gebeurt het wel dat we een opdracht krijgen, zoals het boek De zee van meneer Max, het prentenboek over de schilder Max Lieberman, dat we maakten voor het Kunstmuseum in Den Haag. Dat boek zouden we niet gemaakt hebben als het ons niet was gevraagd. Het idee voor het verhaal hebben we samen verzonnen in de trein terug na de eerste vergadering in het museum.

Spread uit Liebermann De zee van meneer Max
Spread uit “Liebermann, De zee van meneer Max”, Koos Meinderts en Annette Fienieg, Leopold, 2018

Meestal zijn mijn illustraties een combinatie van pentekening en aquarel, soms, zoals bij Naar het noorden, en ook bijvoorbeeld Oliver Twist dat ik niet met Koos maakte, maar met Tiny Fisscher, werk ik met uit gekleurd papier gesneden figuren. In De zee van meneer Max heb ik met acrylverf geschilderd, in de stijl van Liebermann, maar zo dat je mijn ‘handschrift’ er nog in herkent.

Koos: Het werkproces is niet veranderd, we zijn allebei wel beter geworden. Ons eerste prentenboek Is hier de Himalaya was een prentenboek voor kleuters. Onze latere prentenboeken als De vuurtoren en De man in de wolken zijn leeftijdsloze verhalen. Hetzelfde geldt ook voor Stork, jonge kinderen zullen dat op een ander niveau begrijpen als oudere kinderen en volwassenen.

Van schets naar Illustratie, Stork, Annette Fienieg, 2021, Hoogland & van Klaveren
Van schets naar Illustratie, Stork, Annette Fienieg, 2021, Hoogland & van Klaveren
Verschilt het werkproces met het schrijven en illustreren van een ‘gewoon’ kinderboek?

Koos: Bij een ‘gewoon’ kinderboek is er meestal eerst de tekst, daarna gaat het verhaal naar Annette.

Annette: Ik kijk dan hoeveel plek er is voor illustraties, waar die moeten komen en welke techniek het best past bij het verhaal.

Koos:  Annette leest bijna per hoofdstuk mee met wat ik schrijf. Dat wil zeggen: ik lees haar voor wat ik heb geschreven. Het komt ook regelmatig voor dat ze bij een alinea ‘ergens aan blijft hangen’. Die alinea gaat dan nog een keer door de machine, niet omdat zij het zegt, maar omdat zij in (bijna) alle gevallen gelijk heeft dat er iets niet klopt, qua taal of qua inhoud.

Spread uit "Is hier de himalaya?" Meinderts en Fienieg, 1991
Spread uit “Is hier de Himalaya?” Meinderts en Fienieg, 1991, Ploegsma
Hebben jullie zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Koos: Ik heb geen uitgesproken favoriete illustratoren of schrijvers van prentenboeken. Er is één boek dat me na aan het hart ligt, Frederick, van Leo Lionni, een prentenboek met relatief veel tekst. Ik kreeg het boek in 1983 bij het verschijnen van mijn debuutboek Mooi Meegenomen, cadeau van Lia Reedijk, destijds eigenaar van de Utrechtse Kinderboekwinkel.  Om die reden koester ik het boek, maar zeer zeker ook vanwege het verhaal,  een ode aan de verbeelding in het algemeen en aan poëzie in het bijzonder.

Annette: Ik heb niet echt één favoriete illustrator. Ik houd van het werk van de Duitse illustrator Tilman Michalski, die overigens geen uitgesproken prentenboeken maakt. Zijn illustraties in Das grosse Familienbuch der Feste und Bräuche zijn jaloersmakend mooi.
Maurice Sendak is ook een grootheid, en ik hou ook van het werk van Thé Tjong Khing. Zijn sprookjesboeken, en tekstloze prentenboeken zijn weergaloos.

Zijn jullie momenteel bezig met een nieuw prentenboek?

Koos: In april verschijn bij uitgeverij Ekaré, El rey cerdo met illustraties van Emilio Urberuaga. Het is de Spaanse versie van Koning Varken, een prentenboek dat ik maakte met Stern Nijland. Het boek kreeg amper aandacht en werd al snel verramsjt. Dat was het dan, dacht ik, tot de Ekaré belangstelling toonde voor het verhaal. Helaas niet voor de linosnedes van Stern. Ekaré gaf de voorkeur aan Emilio Urberuaga.

Annette: We willen heel graag weer een prentenboek maken op de manier van Het regent zonlicht. Er ligt al een stapel tekeningen op Koos te wachten! Eerder wilden we al op deze manier een boek maken met portrettekeningen van mij, waarbij Koos korte verhalen zou schrijven. Ik houd erg van portretten, en maak ze graag. Ook fictieve.

Het regent zonlicht, Koos Meiderts en Annette Fienieg, 2010, Lemniscaat
Het regent zonlicht, Koos Meiderts en Annette Fienieg, 2010, Lemniscaat

Het boek is er (nog) niet gekomen, omdat Koos aan een van de portretten die ik maakte bleef hangen, en een heel boek aan de getekende jongen wijdde. Dat werd de roman Mist, die vorig jaar bij Hoogland & Van Klaveren is uitgekomen.

Momenteel zijn we bezig met het verzamelen van prenten (ik maak ook sjabloondrukken) en gedichten van Koos voor een bundel voor volwassenen, waarvan we hopen dat het wordt uit gegeven.

Hebben jullie  tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers en illustratoren (van prentenboeken)?

Annette: Ik heb af en toe atelierbezoek van mensen die illustrator willen worden of zelfs al een idee hebben voor een boek. Mijn belangrijkste tip is altijd goed te kijken in kinderboekenland. Wat vind je mooi, welke uitgever geeft de boeken uit waarmee je je verwant voelt. Bied het daar aan.

Koos: Een schrijver kun je niet worden, een schrijver ben je (of niet). Je kunt in ambachtelijke zin wel wat leren op een schrijfcursus of een schrijversvakschool, maar talent kan niet worden geleerd. Dat heb je of je hebt het niet. Een schrijfcursus kan wel helpen om een sluimerend talent aan te boren.

Wil je meer weten over het werk van Koos Meinderts? Neem dan eens een kijkje op zijn eigen website: https://www.koosmeinderts.nl.

Wil meer weten over het werk van Annette Fienieg? Neem dan eens een kijkje op haar website: https://www.annettefienieg.nl.

Picto-prentenboeken Klankenland

Annemiek Bastiaans heeft een uniek concept ontwikkeld om lezen en logopedie te combineren en aantrekkelijker te maken voor kinderen door middel van logopedische prentenboeken, zogenaamde “picto-prentenboeken”.

Picto-prentenboek Bauke
Picto-prentenboek Bauke de nieuwsgierige hond, Annemieke Bastiaans, 2019
Wat zijn “picto-prentenboeken”?

In picto-prentenboeken worden de illustraties en de gewone (voorlees)tekst ondersteund door zogenaamde picto-zinnen. Alle woorden uit een picto-zin worden boven het woord afgebeeld met een bijbehorend pictogram. Zo begrijpen kinderen het verhaal beter en gaat de zinsbouw vooruit. Daarnaast vergroten picto-zinnen het taalbegrip, ondersteunen het auditief geheugen en vergroten ze het taalgevoel. Het is tevens een leuke manier om kinderen te leren lezen.

Naast het verhaal bevatten de logopedische prentenboeken van Annemieke ondersteunende liedjes en taaldenkvragen op verschillende niveaus. Alle boeken hebben een duidelijke uitleg en achtergrondinformatie.

Annemieke heeft inmiddels vijf picto-prentenboeken binnen de serie Klankenland gemaakt:

  • Gijs het sterke paard (klanken: ie, aa, f, p, oe)
  • Lotte de dappere koe (klanken: b, v, ie, oe)
  • Bauke de nieuwsgierige hond (klanken: r, o, w, m, t)
  • Fiep en Toos gaan naar zee (klanken: ie, s, w, ee, h)
  • Kerst in Klankenland (klanken: u, a, h)
Zijn er tussen deze picto-prentenboeken behalve het verhaal en illustraties nog andere verschillen? 

Ik probeer in de boeken te zoeken naar eenvoudige vormen en de platen niet te druk te maken. De illustratie moet zoveel mogelijk overeenkomen met de tekst. De picto-prentenboeken zijn volgens mij uniek, er zijn in andere landen zover ik weet nog geen picto-prentenboeken uitgekomen. Alhoewel de Egyptenaren de eerste primeur hadden met hun beeldenschrift.

Hoe ga je te werk bij het schrijven en illustreren van een picto-prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?

 Vaak beginnen mijn boeken met een liedje of lesmateriaal waar ik opdat moment mee bezig ben met een leerling. Als ik de /h/ moet aanleren bedenk ik daar een liedje over. Dat liedje vormt dan een onderdeel van mijn boek. Als ik een paar elementen heb probeer ik het verhaal aan mijzelf te vertellen. Al doende ontstaat er dan een verhaal of komt er toch een andere wending.

Omdat ik zelf vind dat ik beter kan kleien dan tekenen, klei ik mijn hoofdpersonen. Dit is zeer arbeidsintensief en daarom bewerk ik de klei-figuren nu digitaal. Mijn technieken zijn wel vooruitgegaan. De boeken worden elke keer weer een beetje mooier. De picto’s maak ik nu met de pictoschrijver.nl.

Kleipoppetje Fiep en Toos gaan naar zee
Kleipoppetje Fiep en Toos gaan naar zee
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Als kind leende ik uit de bibliotheek regelmatig een prentenboek over een jongen met hele grote oren. Hij kwam terecht in een tuin, waarin hij alleen de standbeelden kon horen fluisteren. Dankzij zijn grote oren redde hij de mensen die door een gemene tovenaar daar als standbeeld waren neergezet. De platen waren heel vol en er was veel te zien. De sfeer in het boek was zo spannend dat ik het eng vond, maar er ook naar toegetrokken werd. De titel kan ik mij helaas niet meer herinneren.

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw picto-prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Ik ben al een tijd bezig met een volgend prentenboek. Fiep en Toos gaan dan samen een spel spelen. Ook heb ik al een mooi overzicht gemaakt van het huis waarin Fiep woont met alle meubeltjes erin. Ik heb laatst ook een leuke blonde jongen gekleid, misschien wordt dat wel de vriend van Aat en introduceer ik hem in mijn nieuwe boek.

Heb je tot slot nog een logopedische tip om het lezen voor kinderen aantrekkelijker te maken?

Het plezier staat centraal! Als een kind een klank, woord of picto niet weet, dan moet je het altijd zelf voorzeggen. Maar niet op een manier dat het kind het gevoel krijgt dat je het voorzegt, maar gewoon terloops.

Samen het verhaal naspelen, het dorpje nabouwen of voor elkaar thee inschenken helpt ook om een fijn gevoel bij lezen te krijgen.

Annemieke-Bastiaans
Annemieke-Bastiaans

Annemieke Bastiaans mag met recht een creatieve logopedist genoemd worden. Naast haar eigen logopedische praktijk geeft ze zangworkshops, spreekt ze commercials in en is ze regelmatig spreker op evenementen. Kijk voor meer informatie eens op haar eigen website. Je kunt hier ook direct en met korting de picto-prentenboeken van Klankenland bestellen!

Interview Sjoerd Kuyper

Dag Sjoerd, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Sjoerd-Kuyper-foto-Annemarie-Terhell
Sjoerd Kuyper (foto Annemarie Terhell)

Voor ik deze vragen voorgelegd kreeg, dacht ik: een bescheiden plek. Maar ik ben gaan tellen en nu blijkt dat maar liefst drieëntwintig van de drieënzeventig boeken die ik voor kinderen heb gemaakt prentenboeken zijn. Eén op de drie. En vijf daarvan hebben ook nog eens een mooie prijs gewonnen. Prentenboeken hebben dus, zonder dat ik me daarvan bewust was, een enorme plek in mijn oeuvre. (Zie onderaan het interview de lijst met titels van prentenboeken van Sjoerd Kuyper).

Misschien herinner je je boeken waaraan je heel lang gewerkt hebt beter dan boeken die je sneller af hebt. Het valt me ook op dat ik de helft van die prentenboeken in de afgelopen vijf jaar heb gemaakt. Terwijl ik al vijfenveertig jaar voor kinderen schrijf. Ze weten me tegenwoordig te vinden, dat moet het zijn, want de meeste daarvan zijn in opdracht geschreven.

“Kom je mee?” staat in de Prentenboeken Top Tien van het jaar 2021. Kun je wat meer vertellen over dit boek?

Kom je mee is in opdracht gemaakt van Grootzus. Zij zocht een schrijver bij een idee dat ze had. Ik kende haar werk niet, maar vond het meteen schitterend toen ik het zag. Rubinstein heeft ons met elkaar in contact gebracht en na een goed gesprek op de uitgeverij besloten we het boek samen te maken. Grootzus kwam met het scheiden van de ouders en de poes en daarmee ben ik aan de slag gegaan. Ik zag meteen mijn kleinzoon Kingston voor me. Daarom heet de jongen in het boek Nesta, dat is Kingstons derde voornaam. Hij is een geweldige zwemmer, vandaar de scènes in het zwembad. En hij kon urenlang naast onze poes Ninnoc liggen en haar bewegingen imiteren. En ik was erbij toen hij van een bioloog hoorde dat een zeester door hetzelfde gat eet en poept en hij de weergaloze grap maakte: ‘Die mag dan wel heel goed zijn tanden poetsen.’ Die is ook in het boek gekomen.

Spread uit Kom je mee? Sjoerd Kuyper en illustrator Grootzus – Rubinstein 2019
Spread uit “Kom je mee?” Sjoerd Kuyper en illustrator Grootzus – Rubinstein 2019

Ik heb bijna geen boek geschreven waarin geen dingen uit mijn directe omgeving staan. Wie al mijn boeken heeft gelezen, kent mijn leven. Ik heb het verhaal geschreven en Francien is aan het werk gegaan. Het was een feestelijke tijd, de ene fraaie prent na de andere kwam via de mail. We hebben veel overlegd over de tekeningen maar zeker ook over de tekst. En toen het boek bijna af was, heb ik nog heel wat geschrapt. Omdat wat je kunt zien niet meer hoeft te worden beschreven. Zo gaat het altijd. Het is een heerlijk boek geworden. Er is belangstelling voor in het buitenland, hoorde ik van Rubinstein. Dat zou mooi zijn.

“Wie al mijn boeken heeft gelezen, kent mijn leven.”

Hoe kom je aan de inspiratie, het idee voor een prentenboek?

Het is niet anders dan bij boeken zonder prenten. Je loopt door de wereld en je ziet en hoort dingen. Soms denk je: dit is een verhaal, soms denk je: dit had heel anders af kunnen lopen. O ja, hoe dan? Dan heb je ook een verhaal. En soms ga je een verhaal zitten bedenken, met een tekenaar, omdat je samen graag een boek wilt maken.

En vaak heeft mijn vrouw Margje een idee. Zij is ook goed in het verzinnen van verhalen bij opdrachten. Ik werd eens gevraagd om verhalen te schrijven voor een lesmethode natuur en techniek van Malmberg. Ik zei meteen nee, ik heb weinig met natuur en niks met techniek. Ik vertelde het aan Margje en ze zei: ‘Bel terug om te zeggen dat je het wel doet. Ik bedenk de verhalen wel.’ Zij heeft alles met natuur en nog meer met techniek. Ze leverde een A4tje met verhaallijn en plot en dat schreef ik later uit. Zo hebben we samen veertig verhalen voor die methode gemaakt.

Zo gaat het ook vaak met prentenboeken. Zij bedenkt het geraamte, ik plak het vlees erop. Dat is vooral handig bij boeken als “Isabella Boem en de schilder Pieter de Hooch”. Margje is namelijk schilder van beroep en verdiept zich graag in werk en techniek en leven van collega’s. Toen ik Isabella Boem begon te schrijven, wist ik meer van Pieter de Hooch dan je in tien Gouden Boekjes kwijt kunt. De kunst is kiezen wat voor kinderen interessant is en er een lekker lopend verhaal van maken.

Hoe gaat de samenwerking met illustrator en uitgever?

Meestal van een leien dakje. En vergeet niet dat ik veel van mijn boeken bij Rubinstein in opdracht heb gemaakt. Dan zit de opdrachtgever ook nog over je schouder mee te kijken: Toonder Studio, Schiphol, het Prinsenhof, tijdschrift Plus, Stichting Intocht Sinterklaas. Dan begint het op scenarioschrijven te lijken want bij film lezen ook altijd mensen mee: regisseur, producent, filmfonds en als je pech hebt ook nog een soort scriptdokter. Daar kun je krankzinnig van worden. Maar bij prentenboeken valt het enorm mee. In het algemeen zijn we het razendsnel eens met elkaar.

Met de tekenaar is de samenwerking tot nu toe altijd uiterst aangenaam geweest. Soms klopt er iets niet in een tekening en meestal pas ik de tekst dan aan. Ik bedoel, als er een bal onder een stoel rolt in mijn verhaal, en de tekenaar tekent een stoel met pootjes van drie centimeter hoog, waar geen bal onder kan, dan verander ik de tekst en rolt de bal achter de stoel. Dat is een stuk eenvoudiger dan een nieuwe tekening maken. Zo wordt alles altijd simpel opgelost. Ik heb nog nooit met iemand ruzie gehad om een prentenboek. Dat was bij de film wel anders. Bij het beoordelen van de tekeningen kijkt Margje mee met haar schildersogen. Zij is degene met de goede smaak op dat vlak. Wat zij ervan vindt, vind ik ook.

schets sjoerd kuyper
Hier een schetsje dat ik maakte voor “Het boek van de sterren”, louter en alleen om te zien of het kon: drie verhaallijnen op één spread. Het kon. En Thé Tjong-Khing kon het nog duizend maal beter!
Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?

Je leert voortdurend. Ja dus. Eigenlijk streef ik mijn hele leven al naar een prentenboek met een verhaal van mij, maar zonder tekst. Zoals “Monkie” van de Schuberts – dat is prachtig. Maar het is me nog steeds niet gelukt. Enerzijds omdat ik op papier een enorme ouwehoer ben en anderzijds omdat uitgevers het niet willen. Het is niet goed voor de commercie. Het leek me verrukkelijk voor ouders en grootouders en meesters en juffen. Dat ze het verhaal samen met de kinderen mochten maken, zelf de woorden kiezen bij de prenten, al babbelend en heel goed kijkend het boek door. Maar uitgevers beweren dat niemand daarop zit te wachten. Helaas.

Ik dacht dat “Een muts voor de maan” geschikt was om zonder woorden te vertellen. Maar daar was men dus tegen. Ik schreef het verhaal voor onze zoon Joost, voor zijn vierde verjaardag, en Margje maakte er tekeningen bij. We maakten er een boekje van. Een jaar of vijftien later kwam ik het weer tegen en het beviel me nog, dus ik bood het aan bij Leopold. Het verhaal, niet de tekeningen. Margje is schilder, geen illustrator, dat is iets anders. In het boek “Mooi leven” met gedichten van mij en schilderijen van Margje, kun je haar werk zien. Dat is eigenlijk ook een prentenboek, maar dan voor volwassenen.

Maar goed, Leopold vond het een mooi verhaal en stelde Jan Jutte voor als illustrator. Omdat ik hoopte op een boek zonder woorden, leverde ik minimale tekst. In plaats daarvan beschreef ik uitgebreid wat er op de prenten te zien moest zijn. Dat had ik beter niet kunnen doen. Jan was not amused: ‘Als jij zo goed weet hoe die tekeningen eruit moeten zien, maak je ze zelf maar.’ Of woorden van gelijke strekking. Dat is wat ze een leermoment noemen. Schoenmaker, houd je bij je leest. Laat iedereen vooral z’n eigen goddelijke gang gaan. Daarom betreur ik het dat tekenaars soms zelf de teksten bij hun werk schrijven, dat haalt het niveau van hun boeken enorm naar beneden. Schrijven is ook een vak.

Spread uit "Een muts voor de maan" Sjoerd Kuyper en illustrator Jan Jutte – Leopold 2003
Spread uit “Een muts voor de maan” Sjoerd Kuyper en illustrator Jan Jutte – Leopold 2003

Ik trok de beschrijvingen van de tekeningen voor “Een muts voor de maan” schielijk terug, Jan ging zijn gang en won het Gouden Penseel met het boek. Ik heb dus nooit een prentenboek zonder woorden gemaakt maar ben er wel in geslaagd steeds zuiniger te gaan schrijven.

Wat ik al zei: wat je kunt zien, hoeft niet in de tekst. Ik had wat dat betreft veel geleerd van mijn zusje Trudy. Zij was de speelster van ‘Poppentheater Dibbes’. Ze speelde solo met handpoppen en kon dus niet meer dan twee poppen tegelijk opvoeren. Daar moest ze het mee doen. Soms dacht je dat je vier of vijf poppen zag, maar dat was haar magie. Ik heb voor haar geschreven en moest dan een verhaal van een uur maken waarin steeds maar twee personages handelden of spraken. Het is een beperking die tot grote zuiverheid kan leiden. Wat ik ook van haar leerde: een pop mag praten zolang het interessant is om naar hem te kijken, zolang hij verrassend beweegt. Hamlet is daarom minder geschikt voor een poppenspel. Hetzelfde geldt voor een prentenboek: de tekst op een pagina moet voorgelezen zijn voor het kind is uitgekeken op de tekening. Ik heb trouwens ook veel geleerd van het schrijven van poëzie, waarbij het ook om eenvoud en zuiverheid gaat.

“Ik trok de beschrijvingen van de tekeningen voor Een muts voor de maan schielijk terug, Jan ging zijn gang en won het Gouden Penseel met het boek. Ik heb dus nooit een prentenboek zonder woorden gemaakt, maar ben er wel in geslaagd steeds zuiniger te gaan schrijven.”

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Je bent altijd het meest enthousiast over je eigen meest recente boek. Dat is in mijn geval “Mensen met koffers”. Dat is een oud gedicht van mij, ik schreef het in 1994, over vluchtelingen, waarbij Annemarie van Haeringen de prenten heeft gemaakt. Het zijn geschilderde portretten. Annemarie geeft de vluchtelingen van deze aarde, die onzichtbaar zijn geworden achter de schrikbarende cijfers – er zijn op dit moment tachtig miljoen mensen op de vlucht –, weer een gezicht. De tranen springen je in de ogen bij elk portret dat je bekijkt, zo gruwelijk en toch zo mooi en teer.

Sjoerd Kuyper leest voor
Sjoerd Kuyper leest Poes Pinkie met kleinzoon Owen (foto Annemarie Terhell)

Maar er zijn natuurlijk ongelooflijk veel goede prentenboekenmakers tegenwoordig. Te veel om op te noemen, en dan vergeet je vaak de besten. Dus noem ik liever niemand. Maar ik herinner me de boeken die ik bekeek en voorgelezen kreeg als kind nog goed. Prachtig vond ik die. Favoriet was “De zandmannetjes” van Alfred Listal. Dat had mijn vader als jongetje ooit gekregen. Mijn opa en mijn vader en ik kenden het uit ons hoofd. Ik heb het nog, dat exemplaar uit 1928 of zo. En “Poes Pinkie” natuurlijk. Kende ik ook uit mijn hoofd.

En dan was er nog een boek dat volgens mij “Toto in Volendam” heette, van Dick Bruna. Ik ben oeroud maar Dick Bruna was zó oud, dat hij al boeken maakte toen ik jong was. Het ging over een mannetje dat op weg ging naar een dorp. In de tekst stond: ‘Dat dorpje heette … Volendam.’ Maar mijn vader las dan: ‘Dat dorpje heette … Keesje.’ Echt ontzettend flauw natuurlijk, maar ik kroop gillend van het lachen over de vloer als hij dat zei. Hij kon het niet vaak genoeg doen. Ze moesten me met stoffer en blik opvegen. Mijn vader heette Kees. God, wat heeft die man me van boeken leren houden.

Heb je tot slot nog tips voor beginnende schrijvers van prentenboeken?

Die heb ik verstopt in de antwoorden op de vorige vragen. Succes!

Wil je meer weten over Sjoerd Kuyper en zijn werk? Neem dan ook eens kijkje op zijn eigen website.

Spread uit "Mensen met koffers", Sjoerd Kuyper en illustrator Annemarie van Haeringen – Hoogland & Van Klaveren 2020
Spread uit “Mensen met koffers”, Sjoerd Kuyper en illustrator Annemarie van Haeringen – Hoogland & Van Klaveren 2020
Prentenboeken met tekst van Sjoerd Kuyper
  • Wat je moet doen als je een monster ziet dat erg op een berg lijkt met Andrea Kruis – Leopold 1988
  • Het eiland Klaasje met Jan Jutte – Leopold 1994 – Zilveren Griffel
  • Malmok met tekeningen van Annemarie van Haeringen – Leopold 1998 – Gouden Penseel
  • Robin en de zon met Sandra Klaassen – Leopold 2001
  • Robin op het ijs met Sandra Klaassen – Leopold 2003
  • Een muts voor de maan met Jan Jutte – Leopold 2003 – Gouden Penseel
  • Kasper kan niet slapen met Yvonne Jagtenberg – Blue in Green Publishing 2004
  • Jij bent mijn mama niet! met Daniëlle Schothorst – Zwijsen 2005 – tekst met Margje Kuyper
  • Welkom thuis, leeuw! met Jan Jutte – Zwijsen 2006 tekst met Margje Kuyper
  • Sjaantje doet alsof met Daan Remmerts de Vries – Nieuw Amsterdam 2007 – Zilveren Griffel
  • Mama Lief Alsjeblieft met Martijn van der Linden – Hoogland & Van Klaveren 2014 – tekst met Margje Kuyper
  • De vrienden van Sinterklaas met Harmen van Straaten – Hoogland & Van Klaveren 2014
  • Kom uit de boom! met Sanne te Loo – Buro Extern 2015 – tekst met Margje Kuyper
  • Het kleinste pietje met Harmen van Straaten – Hoogland & Van Klaveren 2015
  • Het robotje van Schiphol met Charlotte Dematons – Rubinstein 2016 – naar een idee van Margje Kuyper
  • Tom Poes en het cadeautje voor heer Ollie met Henrieke Goorhuis – Rubinstein 2017
  • Het verhaal van Sinterklaas met Emanuel Wiemans – Rubinstein 2018
  • Kom je mee? met Grootzus – Rubinstein 2019 – Prentenboeken Top Tien
  • Tom Poes en de Bommeltjes met Tim Artz – Rubinstein 2019
  • Isabella Boem en de schilder Pieter de Hooch met Martijn van der Linden – Rubinstein 2019 – tekst met Margje Kuyper
  • Aladdin met tekeningen van achttien illustratoren – Hoogland & Van Klaveren 2019
  • Het boek van de sterren met Thé Tjong-Khing – Rubinstein 2020
  • Mensen met koffers met Annemarie van Haeringen – Hoogland & Van Klaveren 2020