Titel: De Blaadjesdief
Auteur: Alice Hemming
Illustrator: Nicola Slater
Uitgeverij: Veltman Uitgevers, 2021
Oorspronkelijke titel: The Leaf Thief, Sourcebooks Jabberwocky, 2021
Het prentenboek “De blaadjesdief” van auteur Alice Hemming was geselecteerd als prentenboek voor de Kinderboekenweek van 2022. Het herfstthema van het prentenboek paste hier ook uitstekend bij. Ouders en docenten kunnen met behulp van dit boek kinderen vertellen over de wisseling van seizoenen, met name de herfst.
Bovendien is het een grappig verhaal met mooie illustraties. De illustraties van Nicola Slater brengen het bos tot leven met levendige kleuren en gedetailleerde details die de verbeelding prikkelen. De expressieve komische personages en weelderige, uitnodigende landschappen zullen zowel kinderen als volwassenen aanspreken. De speelse vormgeving van de tekst draagt verder bij aan de sfeer van het prentenboek.
Spread pagina uit “De Blaadjesdief”, Alice Hemming en Nicola Slater, 2021, Veltman
Het verhaal van de Blaadjesdief
Op een mooie herfstdag ligt eekhoorn lekker in zijn eigen nest te genieten van de kleuren van de herfstbladeren aan de boom. Dan ontdekt hij dat er een blaadje weg is… Hij denkt dat het gestolen is en vraagt advies aan vogel. Vogel legt uit dat het heel normaal is om in deze tijd van het jaar blaadjes “kwijt te zijn”.
De volgende morgen zijn er echter nog meer blaadjes weg en eekhoorn vraagt in paniek aan specht of hij zijn blaadjes heeft. Vogel legt nog een keer uit dat het heel normaal is dat de blaadjes weg zijn en vertelt eekhoorn dat hij maar even tot rust moet komen in zijn nestje.
De volgende morgen ziet eekhoorn dat bijna alle blaadjes weg zijn. Als hij in paniek naar vogel rent ziet hij dat vogel zijn huisje mooi heeft versierd met … blaadjes. “Ben jij de blaadjesdief?”, vraagt eekhoorn. “Nee”, zegt vogel. Ik zal je eens laten zien wie de blaadjesdief is. Dan komt eekhoorn er achter wie de blaadjesdief is…Maar of hij het echt begrepen heeft wordt duidelijk in het hilarische einde…
Het boek geeft aan het einde nog informatie over de herfst en waarom blaadjes van de bomen vallen.
Dag Miriam, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Ik heb momenteel twee prentenboeken geschreven en geïllustreerd. Dat zijn “Help! Een verrassing!” en “Cadeautje!”. Het was ook echt een verrassing dat mijn debuut prentenboek “Help! Een verrassing!” gekozen werd als prentenboek van het jaar 2024! 😉
Ik vind het erg leuk en bijzonder om ze zelf te mogen schrijven én illustreren. Het maakt dat zo’n boek nog meer van jezelf wordt dan wanneer je een verhaal illustreert van een andere schrijver. Tenminste, zo voelt het voor mij persoonlijk. Ik heb het idee dat ik er nog meer van mijn gevoel in durf te gooien. Ik mag illustreren hoe ik het zelf bedoel en hoef niet een interpretatie van iemand anders’ gevoel te maken.
Miriam Bos in het werk in haar atelier
Kun je wat meer vertellen over het prentenboek van het jaar 2024 “Help! Een verrassing!”?
Het verhaal begint met August de Vos die zich suf loopt te piekeren. Hij kan niet zo goed omgaan met verrassingen, en dat is precies wat hem te wachten staat. Zijn vriendin Suusje Eekhoorn komt hem straks ophalen, want ze heeft een verrassing voor hem (Help!). Zijn fantasie gaat met hem aan de haal als hij allerlei situaties bedenkt waar hij best wel bang van wordt. Hij besluit zich te verstoppen (waar hij niet zo goed in is) en Suus vindt hem direct en neemt hem mee. Dan ontdekt hij dat de verrassing eigenlijk best wel leuk is en dat Suus hem beter kent dan hij dacht.
Spread illustratie uit Help! Een verrassing, 2022, Miriam Bos, Lemniscaat
Hoe ga je te werk bij het schrijven en illustreren van een prentenboek?
Inspiratie en ideeën put ik vaak uit eigen ervaring en gebeurtenissen. Een idee komt meestal op een onverwacht moment. Vaak komt er dan als eerst een beeld in me op en zie ik daar een verhaal in dat ik uit wil werken. Ik denk heel visueel. Ik moet het voor me zien. Daarna maak ik vaak wat kleine snelle schetsjes van de hoofdpersonen. Het zijn vaak echt maar een paar lijntjes, maar die lijntjes vertellen me genoeg om verder te kunnen. Dan kan ik ‘zien’ waar het verhaal naar toe kan gaan.
Dummybook met schetsen uit Help! Een verrassing, 2022, Miriam Bos, Lemniscaat
Daarna begin ik met het schrijven. Ik zet het verhaal op in grote lijnen. Vaak heb ik één scene in gedachte waarvan ik zeker weet dat het erin moet en waar ik me aan vast hou. Al de andere details die eromheen komen blijven vaak tot op het laatste moment wat flexibeler. Het verhaal moet uiteindelijk kloppen.
Oefenen met stijl en vorm, Miriam Bos
Wat zijn echte leermomenten geweest?
Dat zijn “terug naar de tekentafel” momenten. Bij het maken van mijn eerste boek realiseerde ik me halverwege het proces dat ik eigenlijk twee spreads moest omwisselen, omdat ik op die manier het verhaal beter kon vertellen. Het zou een grote verbetering zijn, maar dat betekende wel dat ik een deel van de illustraties weer helemaal overnieuw moest doen. Dat is aan de ene kant even slikken, maar op het moment dat je dat besluit is het ook heel waardevol. Je leert ervan en bedenkt je dat het alleen maar mooier en beter kan worden.
Heb je favoriete materialen om mee te werken
Ik werk graag met allerlei materialen door elkaar. Voor mijn boeken met August en Suus gebruik ik vooral aquarelverf. Maar ik combineer het met gouache, kleurpotlood, pastel, krijt, etc.
Bevalt de samenwerking met uitgeverij Lemniscaat?
Uitgeverij Lemniscaat is gewoon fantastisch . Het was voor mij heel onverwacht een warm bad om in te vallen. Ze zijn een bijzonder goed team en werken nauw samen met de auteurs en illustratoren.
Als ik met een verhaal kom word ik vaak nóg enthousiaster door hun enthousiasme. Ze begeleiden me met mijn verhalen. Er wordt nagedacht over de tekst, en ze helpen waar dingen beter verwoord kunnen worden, of zelfs versimpeld kunnen worden. Soms zien zij dingen die je zelf niet gezien had, of waar je zelf nog niet over nagedacht had, en dan krijg je weer een boost om alles nóg mooier en leuker te maken.
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?
Ik kies mijn boeken vooral vanwege de illustratoren. “Never Tickle A Tiger” van Pamela Butchart met de illustraties van Marc Boutavant. Ik hou van de humor en fijne details in zijn illustraties. En voor dit verhaal was hij gewoon perfect. Ik moest echt lachen toen ik het las. En die uitklap-pagina met de dieren die zich allemaal rot schrikken is goud!
“I Really Want the Cake” van Simon Philip en de illustraties Lucia Gaggiotti vind ik ook erg goed. Engelstalig, en op rijm. Maar met een heel slim en grappige dynamiek. De illustraties voegen ontzettend veel toe aan het razendsnelle en ondeugende verhaal.
“Captain Rosalie” van Timothée de Fombelle met de illustraties van Isabelle Arsenault. Het is een mooi, maar verdrietig verhaal van een meisje van 5 jaar ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. De illustraties, die deels zwart wit zijn, met een paar steunkleuren, zijn verstillend en meer dan prachtig.
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?
Ik werk aan een nieuw idee voor August en Suus. Het is nog een heel pril concept, en er staat ook nog niets vast, maar héél misschien komt er een derde boek met het vosje en de eekhoorn in de hoofdrol.
August de Vos en Suusje Eekhoorn rennen! Miriam Bos
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?
Wanneer je aan een kinderboek werkt ben je vaak maandenlang bezig. Dat is best een commitment en niet altijd even makkelijk. Je bent al die tijd maar gericht op dat ene ding; het afmaken van de illustraties van het boek. Tussendoor wil het dan wel eens gebeuren dat je ineens vast komt te zitten. Gewoon ineens: ‘Boem! Ho! Halt!’ En ineens staat alles stil. Je hebt geen zin meer, en alles wat je maakt is ‘blèh.’ De laatste illustratie is het lelijkste wat je ooit gemaakt hebt en je vraagt jezelf af waar je aan bent begonnen… De deadline is al over x dagen!
Ga dan niet panieken over je schema en al het werk dat nog moet gebeuren, maar gun jezelf een paar dagen de tijd om te rusten, te ’spelen’ en te experimenteren. Desnoods laat je de klant weten dat je wat meer tijd nodig hebt. Het voelt onnatuurlijk, maar een goede manier om van zo’n block af te komen is door gewoon even de pauzeknop in te drukken, zelfs als je weet dat je deadline nadert. Voor mij persoonlijk voelt het altijd onprettig om af te wijken van mijn planning, maar je hebt er soms heel veel aan.
Ga even wat anders doen, of teken iets wat niks met het boekproject te maken heeft. Of, teken de figuren uit je boek in een heel andere setting en context. Probeer even iets anders en experimenteer met je materialen. Dat helpt je vaak weer inspiratie op doen om weer verder te kunnen. Maar gewoon even helemaal niets doen dat met tekenen te maken heeft kan ook de oplossing zijn. Het belangrijkste is dat je jezelf even die tijd gunt zodat je weer verder kunt.
Wil je meer weten over Miriam Bos en haar werk als schrijver en illustrator van prentenboeken? Bezoek dan haar eigen website!
“Help! Een verrassing!” is verkozen tot het prentenboek van het jaar 2024. Het prentenboek is geschreven en geïllustreerd door Miriam Bos. Het boek is in 2022 uitgegeven door Lemniscaat.
August de vos houdt niet van verrassingen. Suus de eekhoorn is dol op rennen, springen en wilde dingen doen, terwijl August het liefst leest, luiert en mooie dingen maakt. Augusts fantasie gaat met hem op de loop. Hij bedenkt de meest verschrikkelijke situaties waarmee Suus hem zou kunnen verrassen. Maar de werkelijkheid pakt anders uit… En net als je denkt dat het verhaal is afgelopen, weet Miriam Bos er nog één laatste draai aan te geven. Miriam Bos tekent en schildert een kleurig bos waar je direct zelf rond wilt lopen. Iedere spread lijkt wel een poster. De kleuren spatten van de bladzijden, net als de vriendschap tussen August en Suus. En één ding is duidelijk: Suus kent August beter dan hij denkt.
Zoals gebruikelijk hebben de jeugdbibliothecarissen nog negen andere prentenboeken gekozen die samen de prentenboek top tien voor 2024 vormen. In deze top tien staan vijf prentenboeken van Nederlandstalige schrijvers en illustratoren (hieronder cursief aangegeven)!
De Prentenboek Top Tien voor De Nationale Voorleesdagen 2024 (in alfabetische volgorde):
Aron en Aardappel – Josh Lacey (auteur) en Momoko Abe (illustrator)
Beer zoekt een beste vriend – Petr Horáçek (auteur en illustrator)
Fred en de (bijna mislukte) verjaardag – Pépé Smit (auteur en illustrator)
Help! Een verrassing!” – Miriam Bos (auteur en illustrator)
Het bos van muis – Alice Melvin (auteur en illustrator)
Het verlegen vogeltje – Jan Paul Schutten (auteur) en Liset Celie (illustrator)
Ik mis Milo – Pim Lammers (auteur) en Sanne te Loo (illustrator)
Pit – Maggi Li (auteur en illustrator)
’s Nachts, als jij slaapt – Ingela P. Arrhenius (auteur en illustrator)
Deze prentenboeken staan centraal tijdens De Nationale Voorleesdagen van 2024. Deze worden gehouden van woensdag 24 januari tot en met zaterdag 3 februari 2024 en start traditiegetrouw met Het Nationaal Voorleesontbijt.
Dag Sebastiaan, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
In 2002 studeerde ik af met een graphic Novel, een adaptatie van een sprookje van Oscar Wilde, ‘de zelfzuchtige reus’. Na de studie illustratie heb ik een omweg gemaakt via het Kask van Gent waar ik even animatiefilm studeerde. Niet lang hierna begon ik als
illustrator voor prentenboeken, eerst bij De Eenhoorn, later ook bij Lannoo en nu bij
Querido.
Prentenboeken hebben steeds een groot deel uit gemaakt van mijn praktijk als
tekenaar, schilder & illustrator. Prentenboeken zijn voor mij niet allen werk, maar ook
aparte werelden waar je kunt instappen en je je even in kunt verliezen. Zo voelt het ook
voor een stuk als ik ze maak (hoewel het proces heel overwogen is). Teksten die mij
inspireren zetten mijn verbeelding op scherp en ik zal blijven zoeken tot ik de juiste
toon vast heb.
Het werken aan prentenboeken wissel ik graag af met het maken van vrij
werk (schilderijen, keramiek, tekenwerk). Ik heb die variatie nodig, het geeft meer
mogelijkheden. Het aftasten van manieren van werken via experiment is essentieel in
mijn praktijk. Het voedt mijn illustratiewerk voor prentenboeken.
Wat was jouw debuut?
‘Oink’, in samenwerking met Geert de Kockere en ‘Het woei’, in samenwerking met Edward van de Vendel waren de eerste prentenboeken. Ze kwamen bijna gelijktijdig uit
bij uitgeverij De Eenhoorn. Dit was in het jaar 2003, exact 20 jaar geleden. Het voelt nu
als een heel andere wereld als ik erop terug kijk. ‘Het woei’ kwam prompt op de longlist
van de Gouden Uil jeugdliteratuur te staan. Zo is mijn loopbaan als illustrator voor
prentenboeken eigenlijk echt begonnen.
Hoewel ik alle kansen kreeg en die ook aangegrepen heb voelde het allemaal wel erg pril. Achteraf gezien had ik misschien beter een paar jaar de tijd genomen om te zoeken, maar op die leeftijd stond ik ook echt wel te popelen om te starten. Dus het was eerder een proces van vallen en opstaan, en misschien maar best zo.
Aan hoeveel prentenboeken heb je ongeveer gewerkt?
Als illustrator heb ik ondertussen meegewerkt aan 32 prentenboeken. Als ik dat cijfer zelf zo zwart op wit zie staan denk ik: vanaf nu wat spaarzamer met prentenboek projecten. De afgelopen jaren doe ik dit al, De fantastische vliegwedstrijd bijvoorbeeld. Aan dat boek heb ik ruim een jaar geschilderd. Voor toekomstige projecten neem ik ook veel meer de tijd, anders ben ik niet tevreden met het resultaat. Ik heb één prentenboek ook zelf geschreven, ‘Het meisje met de botjes’.
Hoe vind je het om aan prentenboeken te werken?
Soms moeilijk, soms heerlijk. Beginnen is vaak stroef. Het zoeken naar de juiste
personages, de spanning in de opeenvolging van de beelden, een gepaste techniek en
kleurgebruik. Dat is ploeteren en zoeken. Maar eens je in die ‘flow’ terecht komt en het
gevoel hebt iets goed te doen, dan ben ik vertrokken. Dat gevoel is erg bijzonder. Het tot
leven wekken van een wereld op papier, je verbeelding die zich vrij kan bewegen, het fysieke van schilderen en de rust, de focus. Daar doe ik het echt voor.
Mijn artistieke praktijk (het doen) voelt voor mij persoonlijk ook belangrijker dan wat er daarna met het boek gebeurd, eens het eruit is ben ik al bezig met het volgende. Dan moet de ploeg van de uitgever het overnemen. Schrijvers kunnen ook zo heerlijk voorlezen, een illustrator staat er dan vaak maar wat lummelig bij. Mijn werk is in mijn atelier, zo voelt het voor me.
Kun je wat meer vertellen over jouw laatste prentenboek “Kijk dan toch!”?
Elvis Peeters sprak me aan over een verhaal dat een ode is aan de verwondering. Het
kinderlijke kijken én echt zien. Kleine dingen waarderen, het wonder van het leven
voelen en omarmen. Er gebeuren zoveel boeiende dingen rond ons op micro-schaal.
Een spin die haar weg maakt, een plant die zachtjes wiegt in de wind, een bepaalde geur
die je terug naar je kindertijd vervoert, een lichtval die plots alles magisch doet
oplichten… Ik begrijp verveling niet zo goed, er is zoveel te zien!
Dit verhaal was me echt op het lijf geschreven. Dit ‘kijken’ heb ik van mijn moeder, zij
heeft me steeds gewezen op die kleine dingen rond ons, om dit niet vanzelfsprekend of
futiel te vinden. Mijn moeder neemt ook foto’s met een macrolens van de kleinste
insecten. Een prachtige wereld wordt plots zichtbaar.
De tekst heeft ook iets filosofisch, het stilstaan. Die focus die we allemaal missen in deze jachtige en onzekere tijd. Daar gaat ‘Kijk dan toch!’. Het speelt zich af op een voetafdruk, maar het zou de hele wereld in zich kunnen dragen. De twee personages spraken ook tot de verbeelding. De slak die hoopvol wacht en rondkijkt, zich verwonderd en de verveelde pad die niets lijkt op te merken en er gefrustreerd van wordt.
voorstudies voor “Kijk dan toch!” – Sebastiaan van Doninck
Hoe ga je te werk bij het illustreren van een prentenboek?
Alles inspireert me. Een voordeel en een nadeel, want ik lees hierdoor veel en leer veel
nieuwe dingen kennen, maar het kan me ook afleiden en mijn focus verleggen. Hierdoor kan ik soms werk opnieuw doen of veranderen doorheen het proces. Een tekst moet me sowieso prikkelen en inspireren, anders begin ik er niet aan. Ik put heel veel uit de natuur, uit muziek en het proces zelf, het schilderen.
Ik maak niet zo heel veel voorstudies, ik begin vrij snel aan uitgewerkte beelden. Ik doe liever de uitwerking opnieuw dan eindeloos voorstudies te maken, dit gaat me vervelen. Een beeld dat snel en intuïtief ontstaat heeft naar mijn gevoel vaak meer potentieel en expressiviteit dan een beeld dat tot in de puntjes helemaal is doorwerkt en doordacht. Ik hou van toeval.
Heb je favoriete materialen waarmee je werkt?
Alles waar je luchtig en transparant mee kunt schilderen, inkt, waterverf, ecoline, verdunde
acryl of olieverf…. Maar ook droge materialen zoals kleurpotlood, krijt en oliepastel.
Hoe gaat de samenwerking auteur / uitgever?
Meestal krijg ik een tekst via de uitgever waar ik dan mee aan de slag ga. Er is weinig
‘bemoeienis’, en zo hoort het ook. Carte Blanche werkt de creativiteit en het artistieke in de
hand. Niets zo erg als een verkoopteam binnen een uitgever die allemaal individueel hun
zegje willen doen over prenten in een boek. Zo maak je boeken dood, ik kan er van
meespreken. Bij Querido voel ik absolute vrijheid en vertrouwen. Een heel fijne plek voor een illustrator.
Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?
Ontzettend! Het is niet meer met elkaar te vergelijken. Ik was zo zoekende… had geen idee
waar mijn accenten lagen, wat mijn verhaal was, hoe ik me vrij mocht kunnen bewegen als
tekenaar. Veel valse verwachtingen in het begin die over de jaren gelukkig gesneuveld zijn.
Ook het directe schilderwerk zou ik vroeger nooit toegelaten hebben, ik was zo perfectionistisch dat de beelden stroef en overwerkt werden. Dit wil ik ten allen tijde vermijden en ik waak hier echt over. Het tekenplezier laat ik veel meer toe, zoekende lijnen, transparantie, structuren, licht,… er is zoveel om mee te werken.
Wat zijn echte leermomenten geweest?
Dat je als illustrator visueel je eigen verhalen kunt vertellen in de beelden. Dat een directe
lijnvoering meer kan vertellen dan een gladde computer tekening. Dat humor erg belangrijk is in mijn werk en dat hier niets mis mee is. De momenten dat ik alles loslaat en met het schetsboek onder de arm ga tekenen, het schilderen op groot formaat, de leerrijke momenten in het keramiek atelier van een goede vriendin. Het contact met illustratie-studenten, de vele babbels in Bologna (kinderboekenbeurs), het werken aan ‘Morris’ van Bart Moeyaert, de vele gedichten die ik mocht illustreren voor ‘Heel de wereld wordt wakker’…. best heel wat dus.
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?
‘De zwerveling’, van Peter Van den Ende. Prachtig uitgevoerde zwart-witprenten die overlopen van verbeelding en fantasie. Een droomwereld om jezelf in te verliezen. Peter kent zijn klassiekers! Een atypisch, eigenzinnig beeldverhaal zonder woorden dat uitdaagt en opvalt. Een bom in kinderboerenland!
‘De aankomst”, van Shaun Tan. Hoe mooi kan zoiets pijnlijks en universeels als ‘vluchten’ in beeld gebracht worden? Shaun Tan doet het op een magisch realistische manier. Actualiteit en verbeelding. Magistraal boek dat iedereen moet lezen.
‘De dood, de eend en de tulp’, van Wolf Erlbruch. Dit prentenboek ontroert. Tot tranen toe. Zo teder. Zo echt. De dood als personage is niet meteen wat je verwacht in een prentenboek voor kinderen, en eigenlijk is dit de vanzelfsprekendheid zelve. Wolf maakt dit zo herkenbaar en troost zonder te verbloemen, prachtig gewoon.
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek?
Ja! Een nieuw boek met Tjibbe Veldkamp. Denk aan grote platen vol dierlijk leven en
vaart. Een boek in de lijn van ‘De fantastische vliegwedstrijd’, maar toch helemaal
anders. Een echt voorleesboek.
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?
Sebastiaan van Doninck
Volg je intuïtie en je zoek uit wat je belangrijk vindt, waar jij accenten wil leggen. Het verhaal is belangrijker dan een ‘stijltje’ na te jagen. Blijf zoeken en in vraag stellen en kijk kritisch naar je werk. Geloof sociale media niet, dit is eerder een steekproef van middelmatigheid. Neem tijd om met je project naar buiten te komen en kom uit je kot! Laat je zien (niet alleen online). Maak de boeken in eerste instantie voor jezelf. Je eigen stem slaat altijd het meeste aan, hoe vreemd of onzeker deze ook lijkt… Kijk niet teveel naar andere illustratoren, dit kan je van je eigen pad afhalen. Zoek via andere wegen naar inspiratie… werk hard, maar geconcentreerd (slaap genoeg) en vergeet niet wat centen voor je betekenen, het maken van meer en beter werk. 🙂
Wil je meer weten over Sebastiaan Van Doninck en zijn werk als illustrator van prentenboeken? Bezoek dan zijn eigen website!
Dag Hanneke Siemensma, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Mijn prentenboek debuut was ‘Snip’. Daarvoor had ik al veel ander illustratiewerk gedaan, maar prentenboeken tekenen vind ik echt het allerleukst. Je bent zo vrij. In een aantal platen mag je de wereld vormgeven waarin het verhaal zich afspeelt, de sfeer, de karaktertjes, etc. Ik heb vier prentenboeken getekend. Het zijn allemaal verhalen van anderen. Misschien dat ik in de toekomst nog een ‘eigen’ verhaal schrijf en teken.
Met “De De haas zonder neus” heb je een zilveren penseel gewonnen. Kun je wat meer vertellen over dit prentenboek?
Het gaat over een kleine knuffelhaas ergens buiten in de natuur. Hij is prima tevreden tot andere dieren hem confronteren met zijn ‘anders’ zijn. Ze merken op dat hij geen neus heeft. Hij komt in een soort van identiteitscrisis. Wie of wat ben ik eigenlijk? Het vrolijke simpele beestje wordt wat neerslachtig en trekt de wereld in. In een park wordt hij gevonden door een meisje. Zij denkt meteen: “ha, een knuffel! Gevonden! Lief! Hebben!” Ze vindt hem gewoon schattig zoals hij is. Ze worden beste maatjes. Op een dag springt er een knoop van haar jas en blijkt dat een perfect neusje voor de haas, als kers op de taart.
Toen ik het verhaal tekende, moest ik denken aan hoe mijn zus en ik vroeger in de winkel de net niet perfecte knuffeltjes met een scheef oogje vaak het liefst vonden. Juist die konden we niet laten liggen, want dat vonden we zielig. Daarom ziet het haasje er wat ‘onhandig’ uit. Een knuffel aan de waslijn, altijd een beetje pijnlijk, dat wilde ik ook graag tekenen. En de knopendoos, hoe heerlijk vond ik het vroeger om in de knopendoos van mijn moeder te rommelen en te sorteren. Dat heb ik er ook in verwerkt.
Illustratie uit ‘De haas zonder neus’, Hanneke Siemensma
Het was wel zoeken hoor, hoe dat haasje en zijn wereld eruit moest zien. Hij moest duidelijk anders zijn dan de andere dieren, maar het moest er ook weer niet te dik bovenop liggen. Je mag daar als kijker/lezer best pas langzaam achter komen (net als de haas zelf). En ‘zonder neus’ klinkt best raar, een beetje eng zelfs, maar als je daarbij dan een simpel getekend, klein roodbruin beestje ziet, is dat geen probleem meer.
Daarom heb ik hem dus zo getekend, met potloodkrasjes, niet heel realistisch. Hij valt ook niet helemaal uit de toon bij de egel, de eekhoorntjes…Ik heb ook in de omgeving gespeeld door afdrukken van echte bladeren uit de tuin te combineren met simpel kleurpotlood en houtskooltekeningen. Dat zijn heel pure materialen. Dat potlood en bladeren drukken doen denken aan de kindertijd. Ik vond dat kloppen bij het verhaal.
Hoe ga je te werk bij het illustreren van een prentenboek?
Ik begin altijd met het verhaal lezen, dan wegleggen en bedenken wat ik erbij zie. Dan ga ik er met een potloodje nog een keer doorheen en maak ik in de kantlijn kleine schetsjes. Daarna lees ik het verhaal nog een paar keer heel grondig door en probeer ik het in spreads te verdelen. Dan maak ik schetsjes op een storyboard. Ik maak ook alvast wat grotere tekeningen. En ik maak kleine dummy’s, om te kijken wat werkt als je de pagina’s omslaat. Wat er dan gebeurt. De tekst verdwijnt dan even naar de achtergrond, ik kijk echt hoe ik het verhaal in tekeningen ga vertellen, zonder de tekst moet het ook kloppen en spannend zijn.
Dummy boekje Hanneke Siemensma voor ‘De haas zonder neus’
Kleuters die nog niet kunnen lezen, kunnen wel heel goed kijken! Ze zien vaak veel meer dan de voorlezende ouder. Die nieuwsgierige oogjes wil je belonen. Bij ‘Kleine wijze wolf’ ziet de oplettende kijker dat hij zijn laarsje verliest en dat de dieren die hem stiekem volgen dat laarsje een paar bladzijden later weer terugbrengen. Zo wordt er ongemerkt voor de wat onhandige wolf gezorgd. Veel volwassenen hebben dat niet eens door, die lezen de tekst en hup, volgende pagina. Je kunt ook met je vinger het stippellijntje volgen van de route van de wolf, dat leek me zo leuk, dat je dat kunt als kind, en het zorgt voor een grafisch elementje. Dit soort elementen toevoegen aan het verhaal kosten trouwens wel tijd en dat lukt pas als je wat verder bent in het proces. Daarom heb ik die tijd ook echt nodig. Ik doe best lang over een prentenboek.
Als de dummy zonder tekst werkt, voeg ik de tekst weer toe. Kijken wat er dan gebeurt. Soms klopt het dan niet meer. Dan moet ik weer schuiven en puzzelen tot het wel klopt. Maar meestal werkt het prima en voegt de tekst een laagje toe. Zeker bij mijn laatste prentenboek ‘Gedachten denken’ was dat zo. Ineens gebeurde er iets extra’s door weer zinnetjes uit de tekst bij de tekening te voegen. Magisch zelfs, hoe zo’n zinnetje je blik op een (in dit geval vrij abstracte) tekening kan sturen.
Illustratie uit ‘Kleine wijze wolf’, Hanneke Siemensma, 2017, Hoogland en Van Klaveren
Heb je een favoriet materiaal waarmee je werkt?
Ik wissel van materialen, maar het allerfijnst vind ik nog altijd houtskool. Niet het meest handige materiaal voor gedetailleerde illustraties. En het is nogal zwart, er zijn tegenwoordig wel gekleurde staafjes, maar die zijn net wat vetter en werken minder lekker. Houtskool blijft me verbazen. Je kunt er grof en fijn mee werken en ik ontdek steeds weer iets nieuws. Misschien omdat het zo beperkt lijkt (een simpel zwart staafje van verkoold hout), blijf ik het interessant vinden.
Om kleur toe te voegen, heb ik de platen in de eerste twee prentenboeken digitaal gekleurd. Bij de laatste boeken werk ik meer met kleurpotlood om al op de ‘analoge’ tekening kleur toe te voegen. Toch werk ik het liefst met grof, onhandig materiaal, het moet me een beetje verrassen en tegenwerken. Als ik teveel controle heb, ga ik zitten priegelen en slaat het dood.
Houtskool achtergrond Hanneke Siemensma
Wat zijn echte leermomenten geweest?
Leermomenten heb ik de hele tijd. Je komt jezelf de hele tijd tegen als je bezig bent. Tekeningen die niet lukken. Ideeën die niet werken. Wat ik heb geleerd is vooral doorgaan. Je weet dat de oplossing er is, hij zweeft ergens, maar hij is nog niet ‘geland’. Zo voelt dat dan echt. Dan moet je gewoon doorgaan, iets geks doen. Dingen omkeren, uitvergroten of juist verkleinen. Licht maken wat je donker had, etc.
Meestal helpt het ook om iets een tijdje te laten liggen. Als je er dan later naar kijkt, zie je veel helderder wat er ontbreekt of wat er misging. Wat ik ook heb gemerkt is dat juist de tekeningen waar ik flink mee heb geworsteld achteraf het mooist blijken. Of een belangrijke plek in het boek te hebben. Het loont dus om jezelf door zo’n kleine crisis te slepen. Ik merk ook dat vertrouwen in je eigen kunnen helpt. Dat groeit bij elk boek.
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?
Natuurlijk, ons huis ligt er vol mee! De meeste zijn favoriet vanwege de mooie tekeningen, maar we hebben er ook een paar die juist opvallen vanwege het verhaal. En sommige boeken worden beter als je ze vaker leest, dan moet je er eerst even aan wennen. Mijn kinderen vonden bijvoorbeeld ‘Laat die duif niet achter het stuur’ echt hilarisch, terwijl ik het visueel eerst maar een saai boek vond…
Om er nog twee uit te pikken: ‘Cloth lullaby’, getekend door Isabelle Arsenault (niet naar het Nederlands vertaald) vind ik echt prachtig vanwege de tekeningen en het onderwerp. Het is een soort non-fictie over Louise Bourgeois, maar toch zo vrij en poëtisch getekend. En heel grappig en knap vind ik ‘The rock from the sky’ van Jon Klassen (volgens mij vertaald als ‘De rots van boven’ maar we hebben hem in het Engels). Het is heel verstild en toch vol actie. Hij speelt zo goed met je verwachting, in dit boek benut hij het moment van de pagina omslaan echt perfect.
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?
Ja, zeker! Ik heb meerdere projecten lopen. Wat zal ik erover zeggen, nog maar niet teveel… één prentenboek gaat over een nogal koppige beer met wilskracht. En het andere… dat komt vast ook goed!
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?
Hanneke Siemensma aan het werk
Gewoon doorgaan. En kijk goed om je heen. Wees kritisch op je eigen werk, oefen veel, teken veel en probeer van alles uit. Dan ontwikkel je je eigen handschrift. Dat neemt niemand je meer af. Wees eigenwijs en laat je niet opjagen, neem je tijd. Het is zonde als je iets aflevert waar je voor je gevoel te gehaast aan hebt gewerkt.
Wil je meer weten over Hanneke Siemensma en haar werk als illustrator van prentenboeken? Bezoek dan haar eigen website!
Titel: De sneeuwman
Illustraties: Raymond Briggs (1934-2022)
Uitgeverij: Bussum Van Holkema & Warendorf , 1978
Oorspronkelijke titel: The Snowman, Hamish Hamilton, 1978
Het klassieke prentenboek “De Sneeuwman” is het debuut van Raymond Briggs. Het werd in 1978 uitgegeven en hoewel er later versies zijn verschenen met tekst, bevat het originele prentenboek geen tekst. Kinderen kunnen zo hun eigen fantasie gebruiken om het verhaal te vertellen en te beleven. De illustraties, op sommige pagina’s in stripvorm, zijn prachtig en kleurrijk. Ze zijn gedetailleerd en laten de schoonheid van een winterse omgeving zien, terwijl ze tegelijkertijd de emoties en het avontuur van het verhaal weergeven.
Het verhaal van De Sneeuwman
De Sneeuwman begint met een jongetje dat op een winterse dag naar buiten gaat om een sneeuwpop te maken in zijn achtertuin. Hij bouwt een levensgrote sneeuwman, compleet met muts en sjaal. Als hij gaat slapen kijkt hij nog even verrukt naar zijn sneeuwpop. Dan wordt hij wakker en ziet hij dat de sneeuwman tot leven is gekomen. Hij vraagt hem binnen en laat zijn huis zien (o.a. de verwarming en de koelkast) en samen maken ze plezier.
Na het ontbijt neemt de sneeuwpop hem mee naar buiten om op avontuur te gaan. Samen vliegen ze over het winterse landschap en de stad. Als ze terug komen gaat de sneeuwman weer op zijn plek staan in de tuin en geven ze elkaar nog een dikke knuffel. Dan valt het jongetje in een diepe slaap. Als hij de volgende ochtend wakker wordt van de zon die in zijn gezicht schijnt, rent hij gelijk naar de tuin… maar dan ziet hij dat de sneeuwpop gesmolten is…
In een interview uit 2012 voor de Radio Times vertelde Briggs over het sombere einde van het verhaal: “Ik heb geen blije eindes. Ik creëer wat logisch en onvermijdelijk is. De sneeuwman smelt, mijn ouders zijn gestorven, dieren sterven, bloemen sterven. Alles doet dat. Er is niets bijzonder sombers aan. Het is een feit van het leven.”
In 1982 werd er een animatiefilm gemaakt van het boek en later verscheen er nog een vervolg op het boek “ De sneeuwman en de sneeuwhond”.
Dag Joukje, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Joukje Akveld (fotograaf Justin Fox)
Ik heb inmiddels zeven prentenboek geschreven. Mijn debuut voor kinderen was het prentenboek ‘Olle wist zeker dat hij geen bril nodig had’, met illustraties van Sieb Posthuma. Het boek verscheen bij uitgeverij Van Goor. Later is het in een iets gewijzigde versie met meer tekst verschenen in de Tijgerlezen-serie voor beginnende lezers van uitgeverij Querido. Mijn laatste prentenboek is ‘Schoenbek’, met illustraties van Piet Grobler.
‘Maximiliaan Modderman geeft een feestje’ is verkozen tot het prentenboek van het jaar 2023. Kun je wat meer vertellen over dit prentenboek?
Maximiliaan Modderman is een jongetje met een naam als uit een gedicht van Annie M.G. Schmidt, dat er bende van maakte à la Floddertje en leeft volgens het adagium: doe nooit wat je moeder zegt, dan komt het allemaal terecht. Het boek is mijn loftrompet op Annie Schmidt.
Ooit verbleef ik een zomer in haar huisje in Le Rouret in de Alpes-Maritimes. Huisjes. Van de rommelige Ruïne (oorspronkelijk de woning van haar zoon Flip) verkaste ik naar haar intieme schrijvershuisje om te eindigen in de monumentale bungalow Les Beaumêles – allemaal op dezelfde pittoreske berg. Ik hoopte er te schrijven. Maar al stonden de olijfbomen er op z’n knoestigst bij, al geurde de lavendel door de Franse krekelnacht en liet ik de wijn vloeien zoals Annie destijds had gedaan, schrijven deed ik niet.
Nu, jaren later, ligt er dit prentenboek, geschreven met Annie in mijn hoofd. Jan Jutte maakte de tekeningen. In 1983 debuteerde hij met illustraties bij haar ‘Beertje Pippeloentje’. Een kwart eeuw later maakte hij het prentenboek van haar gedicht ‘Het toverstokje’.
Ik houd van de tekeningen van Jan. De dik gepenseelde contourlijnen, het grafische, beetje vergrijsde palet. Jans werk roept de jaren vijftig in herinnering, de periode waarin Annie debuteerde, de tijd van de affiches van Savignac en Cassandre (het Droste-vrouwtje, de hoge, vertekende scheepsboegen van de Holland-Amerika Lijn). ‘Bij die periode ligt mijn hart,’ vertelde Jan me toen ik hem interviewde voor mijn tekenaarsboek. ‘Elke tijd heeft zijn eigen beeldtaal, z’n eigen idioom. Ik heb me altijd willen onttrekken aan het felle kleurgebruik van onze tijd, de snelle tekenstijl, de luchtige lijnen. Bij die oude affiches heb ik het gevoel dat ik thuiskom. Niet dat ik in m’n werk een concreet tijdsbeeld wil oproepen, het is eerder een mentaliteit. Maar ik kom wel steeds uit bij een bepaalde vormentaal, bij de helderheid van toen.’
Illustratie uit Maximiliaan Modderman geeft een feestje van Jan Jutte, auteur Joukje Akveld, Lannoo 2021
Jans Maximiliaan draagt een matrozenkiel en een brilletje met ronde glazen. Tegelijk is hij een kleuter zoals er altijd kleuters zullen zijn. Met een groot hoofd en schonkige schoudertjes.
Met streepjessokken en glimoogjes die zeggen: nu gaan we lazerstralen.
Hoe ga je te werk bij het schrijven van een prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?
Meestal begint een prentenboek bij mij met een zin of een beeld. Als die zin klopt is de toon voor het prentenboek gezet. Vandaar bouw ik verder naar de plot. Zo werkte ik aan ‘Olle’ en zo werk ik nog steeds.
Dankzij mijn interviewboek met illustratoren had ik het geluk veel tekenaars persoonlijk te kennen. Daardoor was het makkelijker om ze te benaderen voor mijn verhalen. De keuze voor een tekenaar gebeurt altijd in nauw overleg met de uitgeverij. Meestal is er één keer overleg met de tekenaar over het boek, daarna gaat die aan de gang met het verhaal. Soms krijg ik tussentijds schetsen of illustraties te zien, soms zie ik het boek pas als het af is.
Je hebt ook een aantal biografieën geschreven over illustratoren van kinderboeken en prentenboeken, waaronder Thé Tjong-Khing en Sieb Posthuma. Wat trekt jouw zo aan in het vak van illustrator en kan je zelf een beetje tekenen?
In de brugklas had ik een 9 voor tekenen op mijn rapport. Daarna ging het hollend achteruit met mijn tekentalent. Als ik het ooit al kon, dan kan ik het nu niet meer. Misschien ben ik daarom wel gefascineerd door mensen die wel kunnen tekenen. In illustraties vertel je een verhaal met beelden in plaats van woorden. Het is intrigerend om te zien welke beelden mijn woorden bij de tekenaar oproepen. Veel van mijn prentenboekenpersonages waren oorspronkelijk mensen. Maar in handen van Sieb Posthuma, Philip Hopman en Noëlle Smit werden het dieren: een biggetje, een panda en een hond, een walrus. Inmiddels kan ik mijn personages niet meer anders zien dan hoe zij ze hebben getekend.
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?
Dat zijn er veel. Ik houd van klassieke tekenaars als William Steig en Tomi Ungerer, maar ook van een eigentijdse tekenaar als Steve Small, van wie ik de prentenboeken vertaal voor uitgeverij Luitingh-Sijthoff. Ik houd van het werk van alle tekenaars met wie ik boeken heb gemaakt – niet toevallig kwam ik uit bij hun werk. Ik houd ook van Arnold Lobel, Leo Timmers, Dr. Seuss, Sempé, Oliver Jeffers, Wolf Erlbruch en Quentin Blake. Al die tekenaars hebben humor en een zekere lichtheid in hun stijl.
Dit lijstje is niet compleet. Morgen schieten me weer andere namen te binnen…
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?
In september verschijnt er een peuterboekje dat ik maakte met Myriam Berenschot: ‘De bal’. Op dit moment werk ik aan een aantal boeken voor beginnende lezers. Ik heb een paar aanzetjes geschreven voor nieuwe prentenboekenverhalen, maar geen ervan is in een stadium dat ik durf te zeggen dat het ooit echt een bok zal zijn.
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers (van prentenboeken)?
Nee. Er is geen recept voor het schrijven van een prentenboek. Ik kan alleen zeggen dat het lastiger is dan het lijkt.
Titel: Het kleurenmonster
Tekst: Anna Llenas
Illustraties: Anna Llenas
Uitgeverij: De Vier Windstreken, 2017
Oorspronkelijke titel: El Monstruo de Colores, Editorial Flamboyant S.L, 2012
Vertaling: Textcase
Er zijn meer prentenboeken met als thema emoties bij kinderen, maar “Het kleurenmonster” van de Spaanse Anna Lledas is wel een hele leuke. Anna Lledas is, naast grafisch vormgever, een creatieve psychotherapeute en gespecialiseerd in kunst en emotionele educatie. Ze heeft er dus ook echt verstand van… Het kleurenmonster is haar debuut en is inmiddels in meer dan dertig talen verschenen en er zijn meer dan vijf miljoen exemplaren verkocht.
Illustratie uit “Het kleurenmonster” van Anna Llenas, De Vier Windstreken, 2017
Het succes is mede te danken aan de originele illustraties die Lledas met behulp van collagetechniek, potlood en waskrijt digitaal verwerkte tot het uiteindelijke resultaat. Door gebruik te maken van de collagetechniek ontstaat er een soort 3d effect in de illustraties. Door het combineren van herkenbare emoties en kleuren maakt dit prentenboek het bespreken van emoties met jonge kinderen heel laagdrempelig. Ideaal voor thuis en voor op school dus. Kinderen kunnen bijvoorbeeld ook op een speelse manier zelf een kleurenmonster tekenen of knutselen. Inmiddels is er een ook een vervolg verschenen “Het kleurenmonster gaat naar school”.
Het verhaal van “Het kleurenmonster”
Het kleurenmonster
In het begin van het verhaal maken we kennis met een aandoenlijk kleurenmonstertje. Het monstertje is een beetje in de war, maar weet niet goed waarom. Een meisje (zonder kleuren) wil het monstertje helpen om zich weer fijn te voelen door al zijn gevoelens uit elkaar te halen en een plekje te geven. De volgende emoties en kleuren worden eenvoudig beschreven: blijdschap (geel), verdriet (blauw), woede (rood), angst (zwart-grijs), kalmte (groen). Uiteindelijk krijgt elke emotie een eigen plekje ehh potje en staan ze letterlijk op een rijtje op de plank. Tot slot mag de lezer raden wat er aan de hand is als het kleurenmonster helemaal roze wordt.
Dag Angela, gefeliciteerd met je debuut “Verhaaltje voor ‘t slapen”. Kun je kort vertellen waar het prentenboek over gaat?
Het boek ‘Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes’ is een visualisatie voor kinderen (vanaf ong. 6 jaar – 100+) om na een lange en drukke dag, relaxed te gaan slapen.
Je stapt in een wereld waarin de verteller en luisteraar begeleid worden tijdens een wandeling in een veld. Het verhaal wordt vergezeld door abstracte illustraties om zo juist genoeg ruimte over te laten om ook de eigen fantasie aan te spreken. Op deze manier kan de lezer of luisteraar zichzelf altijd toegang geven tot zijn of haar eigen fijne, veilige plek. En dat is handig ter ontspanning, ont-prikkeling en ook bij angstige gedachten.
Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes’ , Angela de Groot, Nom de Plumeau, 2022
Hoe is “Verhaaltje voor ‘t slapen” tot stand gekomen?
Ik ben gefascineerd door de invloed en de kracht van taal. Ik schreef er tijdens mijn eerste studie zelfs mijn scriptie over. Niet in de zin een taalpurist te zijn, want zo plaats ik te pas en onpas leestekens. En ook niet vanwege het feit, dat ik deze zin met ‘En’ begin. Maar wel in de zin van de impact die taal kan hebben op ervaringen en hoe je je voelt. Zo is taal ook heel belangrijk in mijn coachpraktijk waar ik volwassenen begeleid bij zelfonderzoek.
Toen ik tussen mijn oude en huidige werk opnieuw de schoolbanken in dook om leerkracht te worden, ontdekte ik tijdens het vak ontwikkelingspsychologie nog meer over de relatie tussen taal en de ontwikkeling van het jonge kind. Voor dat gegeven ben ik nog iedere dag dankbaar, zeker nu ik zelf moeder ben van twee jongens. We zoeken als ouder allemaal in meer of mindere mate naar houvast. Wat is ‘normaal’? Wat speelt zich in het hoofd van mijn kind af? Hoe kan ik hem of haar zo goed mogelijk ondersteunen?
foto Nina Nijland
Toen mijn oudste zoon Eli, nu bijna 7, destijds 5, zich steeds meer bewust werd van zijn ‘ik’ alsook het ‘ik’ van anderen en zijn omgeving in het algemeen, kon hij daar ‘s avonds in bed nog lang mee bezig zijn. De wereld willen begrijpen. De dag doornemen, heel gedetailleerd. De leuke, maar ook de niet leuke aspecten van een dag. Ik ontdekte dat werkelijkheid en fantasie verweven raakten. De gebeurtenissen uit een spannende tekenfilm werden mogelijke gevaren voor zijn dag van morgen. ‘Zijn er in onze straat ook inbrekers, mama?’ ‘Wat nu als mijn tand uitvalt en het heel erg gaat bloeden?’ ‘Mama, ik kan niet slapen want de schaduw van de kast is die van de monsters met speciale krachten en die zitten nu achter die deur!’’
Ik nam Eli mee naar een veilige plek middels een visualisatie, die ik ook in mijn praktijk geregeld gebruik. We pasten samen het verhaal al vertellende aan, naar zijn fantasie. Mijn zoon ontspande en viel heerlijk in slaap.
Ik dacht dat het misschien een toevalstreffer was, maar Eli begon in de weken daarna zelf om het ‘verhaaltje van de boom’, te vragen. Tijdens een korte vakantie in Nederland besloot ik het verhaal op te schrijven. Ik wist zeker dat dit verhaal ook andere kinderen kan helpen om relaxed te gaan slapen. En zo blijkt nu 🙂
Heb je bewust gekozen om niet te werken met illustraties?
In eerste instantie was het de bedoeling om het boek in een vrij minimalistische stijl vorm te geven. Zwart- wit. Uitsluitend spelen met wat lettertypes en diverse groottes. Verpakt in een mooi terrazzo- patroon vloeipapiertje. Zo zag ik het voor me. Verder geen poespas. Ik nam een vormgever in de arm om het boek drukklaar te maken. Echter bij het doorspreken wist vormgever Zsofi Molnar van Zsofi Design, mij anders te overtuigen. Dankzij de creativiteit van Zsofi ontstond er alsnog een boek met illustraties. Zsofi heeft wat mij betreft de spijker op de kop geslagen met haar interpretatie van het verhaal en bijpassende abstracte vormgeving, die de fantasie prikkelt en stimuleert en nog altijd genoeg aan de verbeelding van de lezer overlaat.
Het boek wordt uitgegeven door “Nom de Plumeau”. Kun je wat vertellen over deze uitgeverij?
Nom de Plumeau is een verwijzing met een knipoog naar Nom de Plume, wat pseudoniem betekent.
Met verhalen om je in jezelf thuis te voelen, verhalen om bewust te maken en een zeker bewustzijn aan te wakkeren, reikt Nom de Plumeau uit naar kinderen (en begeleiders) om de verbinding met zichzelf te ontdekken.
Wat zijn jouw leermomenten geweest?
In de wereld van boeken schrijven en boeken uitgeven was ik zo groen als gras. Mijn leercurve was dan ook enorm. Van boekenrug, 1001 papiersoorten, ISBN, Wet op de vaste boekenprijs, niet 21, maar 9 % btw, webshop bouwen tot het optuigen van Instagram; ik had werkelijk nog nergens kaas van gegeten. Maar het leuke is dat je door je in te lezen en mensen om je heen te verzamelen die je kunnen ondersteunen, je enorm veel leert en nieuwe verbindingen met jezelf en anderen aan gaat. En laat dat wat mij betreft nou net de bedoeling zijn van het leven an sich; verbinden.
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?
De ogenschijnlijke simpliciteit waarmee Oliver Jeffers verhalen vertelt en illustreert is wat mij betreft subliem.
Van de details van de prenten van Benji Davies kan ik ook enorm genieten. En huilen! Tranen met tuiten bij ‘Het eiland van opa’. Zo mooi.
De vormgeving van ‘Drakenpost’ geschreven door Emma Yarlett is te gek; die brieven!
Kim Crabeels heeft mij met haar hilarische ‘Meneer Blobvis zoekt een liefje’ geïnspireerd om kinderverhalen te schrijven die ook de volwassen (voor)lezer aanspreken.
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?
Ja! Er is een nieuw prentenboek in de maak. Waar ‘Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes’ met abstracte pastelkleurige illustraties; kalm en lieflijk is, is het volgende boek van uitgeverij Nom de Plumeau van een heel ander kaliber. Het is kleurrijk, geschreven in dichtvorm en vol beeldende illustraties. De titel is ‘Liza Lampenkapje’.
Het verhaal gaat over een timide, maar speels kwalletje, dat in een lichtvoetig beschreven zoektocht naar zichzelf, een akelige stekelvis tegenkomt die haar wereld op z’n kop zet. Waar qua uitvoering de verschillen niet groter kunnen zijn is overeenkomst tussen deze twee boeken, dat ook bij het tweede boek de essentie opnieuw is; vanuit bewustzijn in het ‘hier en nu’ verbinden met jezelf en omgeving.
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers en uitgeverijen (van prentenboeken)?
Angela de Groot – foto Nina Nijland
Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes is dan wel het debuutboek; het is niet het eerste verhaal dat ik heb geschreven. Eén van de eerste verhalen schreef ik jaren geleden; ‘Tjiep’ een verhaal over een vogel die niet bleek te kunnen vliegen. Ik was zo trots als een aap. Een verhaal over bewustwording, teleurstelling en doorzettingsvermogen. Mijn zoon vond het een geweldig verhaal, het hielp hem tijdens het leren fietsen op zijn loopfiets. Ook jaren later nog vertelde ik het verhaal regelmatig als erom werd gevraagd. Het was toen zelfs al in mijn hoofd opgekomen om het uit te geven. “Mama, vertel het verhaal van Tjiep nog eens” zei mijn oudste zoon toen er een vriendje kwam spelen. Ik begon enthousiast te vertellen totdat ik abrupt werd onderbroken door het desbetreffende vriendje: ‘Uuuughhh SAAAAAAAAI’ Ik was compleet verbouwereerd. Wist niet wat ik moest denken, voelen, laat staan zeggen. We zijn in een ongelooflijk hard lachen uitgebarsten. Ik maar denken dat het een topverhaal was!
Sindsdien lees ik mijn verhalen aan minimaal 20 kinderen voor en verwerk ik wat ik van ze terug krijg.
Het is spannend om te delen, maar ik kan het zeker aanraden. In je eentje op je zolderkamer raak je helemaal overtuigd van je verhaal, maar je weet pas echt hoe het wordt ontvangen als je het met je publiek deelt!
Wil je het boek Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes bestellen en op de hoogte blijven de uitgaven van Nom de Plumeau kijk dan de website.
Op 25 juni is in het Anton Pieck Museum in Hattem een tentoonstelling van Loes Riphagen geopend. Haar meest recente boek is ‘Kom mee, Kees’, over kikker Kees die met zijn vader een mooi en spannend avontuur beleeft. De illustraties voor dit boek zijn in deze expositie te bewonderen. Naast originele illustraties uit het boek zijn er vitrines met schetsboeken, materialen en inspiratie te zien.
Loes stimuleert iedereen om ook zelf aan de slag te gaan en heeft daartoe filmpjes en knutselopdrachten op haar website staan: www.loesriphagen.nl. En als je het leuk vindt kun je zelf in het atelier aan de slag gaan. In de vakanties geeft Loes uitgebreide workshops voor alle leeftijden, ook voor volwassenen.
In het Anton Pieck Museum is zaterdag 25 juni 2022 het vijfjarige project het Atelier van start gegaan. Bezoekers kunnen prachtige werken van bekende illustratoren zien en daarna zelf aan de slag gaan met tekenen en knutselen op aanwijzingen van de exposerende illustrator. Aan de nieuwe werktafel, staan allerlei materialen, sjablonen en filmpjes ter beschikking om de creativiteit te laten stromen. Loes Riphagen is de eerste illustrator waar het museum de samenwerking mee is aangegaan.