Tag archieven: schrijver

Interview Pépé Smit

Dag Pépé Smit, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

De grootste! Ik ga nu ook een roman proberen te schrijven maar prentenboeken zijn mijn corebusiness. Daarnaast ben ik illustrator in opdracht voor bladen.

Ik heb negen prentenboeken geschreven, zeven over Fred, één over ‘Pluis is het zat’ waarin Pluis, een meisjeskonijn, niet langer met zich laat sollen en het raam uit springt om een wild konijn te worden. En één over ‘Evert-Jan, een poepvlieg met smetvrees’ waarin een hele nette poepvlieg die heel vaak zijn pootjes wast overhoop ligt met zijn vieze, wilde, en drukke familie. Alle andere boeken gaan over Fred het hert. Dat was eigenlijk niet de bedoeling maar het ging vanzelf. Ik kon er niet mee ophouden! Mijn debuut ‘Fred het (heel erg eigenwijze) hert’ is inmiddels al toe aan de zesde druk.

Pépé Smit
Pépé Smit met een cover van Fred

Prentenboeken maken is het leukste beroep op aarde. Je mag schrijven en tekenen en je gaat op bezoek bij kinderen in de klas. Ik speel ook een voorstelling over Fred op scholen en ik geef masterclass-achtige lezingen voor volwassenen. Maar soms is het ook gewoon hard werken, vooral als iets niet lukt, dan moet het heel vaak over wat wel eens frustrerend is. Ik wil graag dat een tekening er een beetje nonchalant uitziet. Met schwung. En soms vind ik iets dat ik heb getekend een beetje te netjes of te braaf. Dan gaat het over en kost het soms veel moeite totdat het er uitziet alsof het geen enkele moeite heeft gekost. Ik vind het fijn als mijn illustraties er aanstekelijk uitzien, dat je ziet dat het door een mens is gemaakt en dat je zelf zin krijgt om te gaan tekenen en schilderen.

'Fred en de (bijna mislukte) verjaardag' is opgenomen in de Prentenboek Top Tien voor De Nationale Voorleesdagen 2024.
Kun je wat meer vertellen over (de prentenboeken van) Fred?

Fred is een druk en impulsief hert. Een beetje een ADHD-hert. Hij kan heel eigenwijs zijn, maar hij is ook innemend. Samen met zijn vriend Konijn speelt hij vooral veel verstoppertje en pakkertje en beleeft hij van alles in het bos. In ‘Fred wil ook naar school’ gaat hij zelfs stiekem mee in de bus om één halve dag naar school te gaan. Dat loopt uit op een geweldige chaos en algauw is Fred weer terug in het vertrouwde bos.

Fred bemoeit zich letterlijk met het verhaal en gaat bijvoorbeeld op de grond liggen als hij zijn zin niet krijgt. Dat is voor de schrijver heel vervelend, want dan wordt het een heel saai verhaal en dus krijgt Fred zijn zin.

Spread uit Fred het best wel eigenwijze hert
Spread uit “Fred het (heel erg eigenwijze) hert”, Pépé Smit, De Harmonie, 2013
Hoe ga je te werk bij het schrijven en illustreren van een prentenboek?

Mijn allereerste idee om een boek over een eigenwijs hert te maken kwam voort uit alle super schattige hertjes die je rond kerst voorbij ziet komen. Dat vond ik zo een slechte weergave van hoe een hert in het echt is. Herten zijn stoere dieren. Ik heb er zelfs een in mijn tuin in het bos gehad die naar me blafte. Heel intimiderend. Het leek me leuk om een heel ander hert te laten zien en zo begon ik aan mijn eerste prentenboek over Fred.

Ik begin met een idee. Dat werk ik uit in een verhaal van één a twee a4tjes. Daarna ga ik een schetsboekje vol kladderen met het scenario. Om te kijken hoe ik het verhaal het beste kan laten werken. Als ik tevreden ben teken en schilder ik de illustraties. Het liefst werk ik daarbij met potlood, gouache en vetkrijt. Daarna scan in de illustraties en werk ik  de bladzijdes verder uit op de computer in photoshop en In-design.

Wording illustratie uit Fred
Van schets naar uiteindelijk illustratie in Fred en de (bijna mislukte) verjaardag
Hoe gaat de samenwerking met de uitgever?

Ik heb een hele fijne uitgever: De Harmonie. Mijn redacteur leest met me mee en ook de andere mensen van de uitgeverij lezen mee en geven hun geschreven commentaar. Dat bespreek ik dan met Janneke Steinz en daar wordt het altijd nog net iets beter van. Ik voel me er echt thuis, ook omdat ze niet snel hun wenkbrauwen optrekken. Het mag best gek zijn. Dat is fijn.

Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?

Niet echt. Ik ben er wat handiger in geworden en wat technischer, maar het komt op hetzelfde proces neer. Hiervoor was ik kunstenaar en die insteek heb ik denk ik wel meegenomen naar mijn prentenboeken.

 Wat zijn echte leermomenten geweest?

Ik heb een paar jaar geleden de filmrechten aan Burny Bos verkocht. Helaas is Burny recent overleden. Hij was en is echt mijn held. De geweldige kinderprogramma’s die hij heeft gemaakt, van Minoes tot Villa Achterwerk en Ko de boswachtershow. Hij was al een eind op weg met het scenario van een bioscoopfilm over Fred het hert. Ik leerde veel van het gemak waarmee hij al mijn verhalen over Fred tot een geheel smeedde. Het bleef ook echt Fred. Dat vond ik heel knap. Daar heb ik wat van geleerd. Ik hoop dat de film er toch nog komt!

Kun je wat meer vertellen over de workshop “Hoe maak je een prentenboek?”

In Coronatijd heb ik online een cursus ‘maak je eigen prentenboek’ gegeven, maar in september wil ik op mijn atelier een cursus van vier middagen geven. Aan een groepje van 5 a 6 volwassenen. Dus mocht je geïnteresseerd zijn laat het dan weten. Op mijn website www.fredhethert.nl staat een contactformulier.

Ik ga er ook een boek over maken, vol met doe-het-zelf tips. Dat komt waarschijnlijk ergens volgend jaar uit.

Cover pluis is het zat
Cover “Pluis is het zat”, Pépé Smit, De Harmonie, 2014
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

Zeker, Winnie the Pooh, liefs in de originele versie. Geweldig grappig en heerlijke losse tekeningen.

Ook een heel leuk boek is: ‘ik kan alleen maar wormen tekenen’ van Will Mabbitt. Dat bewijst dat je niet goed hoeft te kunnen tekenen om toch een onwijs grappig boek te maken. The adventures of Peddy Bottom, een Engels kinderboek vol absurde en filosofische avonturen uit 1950 is ook een aanrader.

Mijn favoriete kinderboek is ‘Nietes Welles’. Een vertaald kinderboek van de Russische absurdist Daniil Charms met tekeningen van Gerda Dendooven. Waarin twee jongetjes voortdurend tegen elkaar opbieden met sterke verhalen zoals alleen kinderen ze kunnen verzinnen.

Pagina uit Evert-Jan, een poepvlieg met smetvrees
Pagina uit Evert-Jan, een poepvlieg met smetvrees, Pépé Smit, De Harmonie, 2016
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek?

Nee, ik ben momenteel bezig met een verhaal voor volwassenen. Daar heb ik net een kleine beurs voor gekregen. Dat vind ik heel spannend. Maar er komt vast weer een boek over Fred.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren (van prentenboeken)?

Ja, doe mijn cursus! Haha, nee, ik zou zeggen, begin met een simpel verhaal, werk een karaktertje uit in schetsen en maak een schetsopzet. Zet jezelf niet te snel vast in helemaal uitgewerkte illustraties, want dan kan je verhaal geen kant meer op. Pas als je een lekker lopend verhaal in snelle schetsen hebt ga je het uitwerken. Hou het simpel! En maak het grappig, ook of misschien juist als het een beetje een zielig verhaal is. Mijn laatste boek ‘Fred en het IETS’ gaat over een sombere bui die Fred maar niet kwijtraakt. Daar gebruik ik humor om kinderen er bij te houden. Als je humor gebruikt kan je het ook over moeilijke dingen hebben.

Wil je meer weten over Pépé Smit en haar werk als schrijver en illustrator van prentenboeken? Bezoek dan haar eigen website!

Interview Miriam Bos

Dag Miriam, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

Ik heb momenteel twee prentenboeken geschreven en geïllustreerd. Dat zijn “Help! Een verrassing!” en “Cadeautje!”. Het was ook echt een verrassing dat mijn debuut prentenboek “Help! Een verrassing!” gekozen werd als prentenboek van het jaar 2024! 😉

Ik vind het erg leuk en bijzonder om ze zelf te mogen schrijven én illustreren. Het maakt dat zo’n boek nog meer van jezelf wordt dan wanneer je een verhaal illustreert van een andere schrijver. Tenminste, zo voelt het voor mij persoonlijk. Ik heb het idee dat ik er nog meer van mijn gevoel in durf te gooien. Ik mag illustreren hoe ik het zelf bedoel en hoef niet een interpretatie van iemand anders’ gevoel te maken.

Miriam Bos in het werk in haar atelier
Miriam Bos in het werk in haar atelier
Kun je wat meer vertellen over het prentenboek van het jaar 2024 “Help! Een verrassing!”?

Het verhaal begint met August de Vos die zich suf loopt te piekeren.  Hij kan niet zo goed omgaan met verrassingen, en dat is precies wat hem te wachten staat.  Zijn vriendin Suusje Eekhoorn komt hem straks ophalen, want ze heeft een verrassing voor hem (Help!). Zijn fantasie gaat met hem aan de haal als hij allerlei situaties bedenkt waar hij best wel bang van wordt. Hij besluit zich te verstoppen (waar hij niet zo goed in is) en Suus vindt hem direct en neemt hem mee. Dan ontdekt hij dat de verrassing eigenlijk best wel leuk is en dat Suus hem beter kent dan hij dacht.

Spread illustratie uit Help! Een verrassing, 2022, Miriam Bos, Lemniscaat
Spread illustratie uit Help! Een verrassing, 2022, Miriam Bos, Lemniscaat
Hoe ga je te werk bij het schrijven en illustreren van een prentenboek?

Inspiratie en ideeën put ik vaak uit eigen ervaring en gebeurtenissen. Een idee komt meestal op een onverwacht moment. Vaak komt er dan als eerst een beeld in me op en zie ik daar een verhaal in dat ik uit wil werken. Ik denk heel visueel. Ik moet het voor me zien. Daarna maak ik vaak wat kleine snelle schetsjes van de hoofdpersonen. Het zijn vaak echt maar een paar lijntjes, maar die lijntjes vertellen me genoeg om verder te kunnen. Dan kan ik ‘zien’ waar het verhaal naar toe kan gaan.

Dummybook met schetsen uit Help! Een verrassing, 2022, Miriam Bos, Lemniscaat
Dummybook met schetsen uit Help! Een verrassing, 2022, Miriam Bos, Lemniscaat

Daarna begin ik met het schrijven. Ik zet het verhaal op in grote lijnen. Vaak heb ik één scene in gedachte waarvan ik zeker weet dat het erin moet en waar ik me aan vast hou. Al de andere details die eromheen komen blijven vaak tot op het laatste moment wat flexibeler. Het verhaal moet uiteindelijk kloppen.

Oefenen met stijl en vorm, Miriam Bos
Oefenen met stijl en vorm, Miriam Bos
Wat zijn echte leermomenten geweest?

Dat zijn “terug naar de tekentafel” momenten. Bij het maken van mijn eerste boek realiseerde ik me halverwege het proces dat ik eigenlijk twee spreads moest omwisselen, omdat ik op die manier het verhaal beter kon vertellen. Het zou een grote verbetering zijn, maar dat betekende wel dat ik een deel van de illustraties weer helemaal overnieuw moest doen. Dat is aan de ene kant even slikken, maar op het moment dat je dat besluit is het ook heel waardevol. Je leert ervan en bedenkt je dat het alleen maar mooier en beter kan worden.

Heb je favoriete materialen om mee te werken

Ik werk graag met allerlei materialen door elkaar. Voor mijn boeken met August en Suus gebruik ik vooral aquarelverf. Maar ik combineer het met gouache, kleurpotlood, pastel, krijt, etc.

Bevalt de samenwerking met uitgeverij Lemniscaat?

Uitgeverij Lemniscaat is gewoon fantastisch . Het was voor mij heel onverwacht een warm bad om in te vallen. Ze zijn een bijzonder goed team en werken nauw samen met de auteurs en illustratoren.

Als ik met een verhaal kom word ik vaak nóg enthousiaster door hun enthousiasme. Ze begeleiden me met mijn verhalen. Er wordt nagedacht over de tekst, en ze helpen waar dingen beter verwoord kunnen worden, of zelfs versimpeld kunnen worden. Soms zien zij dingen die je zelf niet gezien had, of waar je zelf nog niet over nagedacht had, en dan krijg je weer een boost om alles nóg mooier en leuker te maken.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

Ik kies mijn boeken vooral vanwege de illustratoren. “Never Tickle A Tiger” van Pamela Butchart met de illustraties van Marc Boutavant. Ik hou van de humor en fijne details in zijn illustraties. En voor dit verhaal was hij gewoon perfect. Ik moest echt lachen toen ik het las. En die uitklap-pagina met de dieren die zich allemaal rot schrikken is goud!

“I Really Want the Cake” van Simon Philip en de illustraties Lucia Gaggiotti vind ik ook erg goed. Engelstalig, en op rijm. Maar met een heel slim en grappige dynamiek. De illustraties voegen ontzettend veel toe aan het razendsnelle en ondeugende verhaal.

“Captain Rosalie” van Timothée de Fombelle met de illustraties van Isabelle Arsenault. Het is een mooi, maar verdrietig verhaal van een meisje van 5 jaar ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. De illustraties, die deels zwart wit zijn, met een paar steunkleuren, zijn verstillend en meer dan prachtig.

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Ik werk aan een nieuw idee voor August en Suus. Het is nog een heel pril concept, en er staat ook nog niets vast, maar héél misschien komt er een derde boek met het vosje en de eekhoorn in de hoofdrol.

August de Vos en Suusje Eekhoorn rennen!
August de Vos en Suusje Eekhoorn rennen! Miriam Bos
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?

Wanneer je aan een kinderboek werkt ben je vaak maandenlang bezig. Dat is best een commitment en niet altijd even makkelijk. Je bent al die tijd maar gericht op dat ene ding; het afmaken van de illustraties van het boek. Tussendoor wil het dan wel eens gebeuren dat je ineens vast komt te zitten. Gewoon ineens: ‘Boem! Ho! Halt!’ En ineens staat alles stil. Je hebt geen zin meer, en alles wat je maakt is ‘blèh.’ De laatste illustratie is het lelijkste wat je ooit gemaakt hebt en je vraagt jezelf af waar je aan bent begonnen… De deadline is al over x dagen!

Ga dan niet panieken over je schema en al het werk dat nog moet gebeuren, maar gun jezelf een paar dagen de tijd om te rusten, te ’spelen’ en te experimenteren. Desnoods laat je de klant weten dat je wat meer tijd nodig hebt. Het voelt onnatuurlijk, maar een goede manier om van zo’n block af te komen is door gewoon even de pauzeknop in te drukken, zelfs als je weet dat je deadline nadert. Voor mij persoonlijk voelt het altijd onprettig om af te wijken van mijn planning, maar je hebt er soms heel veel aan.

Ga even wat anders doen, of teken iets wat niks met het boekproject te maken heeft. Of, teken de figuren uit je boek in een heel andere setting en context. Probeer even iets anders en experimenteer met je materialen. Dat helpt je vaak weer inspiratie op doen om weer verder te kunnen. Maar gewoon even helemaal niets doen dat met tekenen te maken heeft kan ook de oplossing zijn. Het belangrijkste is dat je jezelf even die tijd gunt zodat je weer verder kunt.

Wil je meer weten over Miriam Bos en haar werk als schrijver en illustrator van prentenboeken? Bezoek dan haar eigen website!

Interview Joukje Akveld

Dag Joukje, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Joukje Akveld fotograaf Justin Fox
Joukje Akveld (fotograaf Justin Fox)

Ik heb inmiddels zeven prentenboek geschreven. Mijn debuut voor kinderen was het prentenboek ‘Olle wist zeker dat hij geen bril nodig had’, met illustraties van Sieb Posthuma. Het boek verscheen bij uitgeverij Van Goor. Later is het in een iets gewijzigde versie met meer tekst verschenen in de Tijgerlezen-serie voor beginnende lezers van uitgeverij Querido. Mijn laatste prentenboek is ‘Schoenbek’, met illustraties van Piet Grobler.

‘Maximiliaan Modderman geeft een feestje’ is verkozen tot het prentenboek van het jaar 2023. Kun je wat meer vertellen over dit prentenboek?

Maximiliaan Modderman is een jongetje met een naam als uit een gedicht van Annie M.G. Schmidt, dat er bende van maakte à la Floddertje en leeft volgens het adagium: doe nooit wat je moeder zegt, dan komt het allemaal terecht. Het boek is mijn loftrompet op Annie Schmidt.

Ooit verbleef ik een zomer in haar huisje in Le Rouret in de Alpes-Maritimes. Huisjes. Van de rommelige Ruïne (oorspronkelijk de woning van haar zoon Flip) verkaste ik naar haar intieme schrijvershuisje om te eindigen in de monumentale bungalow Les Beaumêles – allemaal op dezelfde pittoreske berg. Ik hoopte er te schrijven. Maar al stonden de olijfbomen er op z’n knoestigst bij, al geurde de lavendel door de Franse krekelnacht en liet ik de wijn vloeien zoals Annie destijds had gedaan, schrijven deed ik niet.

Nu, jaren later, ligt er dit prentenboek, geschreven met Annie in mijn hoofd. Jan Jutte maakte de tekeningen. In 1983 debuteerde hij met illustraties bij haar ‘Beertje Pippeloentje’. Een kwart eeuw later maakte hij het prentenboek van haar gedicht ‘Het toverstokje’.

Ik houd van de tekeningen van Jan. De dik gepenseelde contourlijnen, het grafische, beetje vergrijsde palet. Jans werk roept de jaren vijftig in herinnering, de periode waarin Annie debuteerde, de tijd van de affiches van Savignac en Cassandre (het Droste-vrouwtje, de hoge, vertekende scheepsboegen van de Holland-Amerika Lijn). ‘Bij die periode ligt mijn hart,’ vertelde Jan me toen ik hem interviewde voor mijn tekenaarsboek. ‘Elke tijd heeft zijn eigen beeldtaal, z’n eigen idioom. Ik heb me altijd willen onttrekken aan het felle kleurgebruik van onze tijd, de snelle tekenstijl, de luchtige lijnen. Bij die oude affiches heb ik het gevoel dat ik thuiskom. Niet dat ik in m’n werk een concreet tijdsbeeld wil oproepen, het is eerder een mentaliteit. Maar ik kom wel steeds uit bij een bepaalde vormentaal, bij de helderheid van toen.’

Maximiliaan Modderman Jan Jutte Joukje Akveld
Illustratie uit Maximiliaan Modderman geeft een feestje van Jan Jutte, auteur Joukje Akveld, Lannoo 2021

Jans Maximiliaan draagt een matrozenkiel en een brilletje met ronde glazen. Tegelijk is hij een kleuter zoals er altijd kleuters zullen zijn. Met een groot hoofd en schonkige schoudertjes.

Met streepjessokken en glimoogjes die zeggen: nu gaan we lazerstralen.

Hoe ga je te werk bij het schrijven van een prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?

Meestal begint een prentenboek bij mij met een zin of een beeld. Als die zin klopt is de toon voor het prentenboek gezet. Vandaar bouw ik verder naar de plot. Zo werkte ik aan ‘Olle’ en zo werk ik nog steeds.

Dankzij mijn interviewboek met illustratoren had ik het geluk veel tekenaars persoonlijk te kennen. Daardoor was het makkelijker om ze te benaderen voor mijn verhalen. De keuze voor een tekenaar gebeurt altijd in nauw overleg met de uitgeverij. Meestal is er één keer overleg met de tekenaar over het boek, daarna gaat die aan de gang met het verhaal. Soms krijg ik tussentijds schetsen of illustraties te zien, soms zie ik het boek pas als het af is.

Je hebt ook een aantal biografieën geschreven over illustratoren van kinderboeken en prentenboeken, waaronder Thé Tjong-Khing en Sieb Posthuma. Wat trekt jouw zo aan in het vak van illustrator en kan je zelf een beetje tekenen?  

In de brugklas had ik een 9 voor tekenen op mijn rapport. Daarna ging het hollend achteruit met mijn tekentalent. Als ik het ooit al kon, dan kan ik het nu niet meer. Misschien ben ik daarom wel gefascineerd door mensen die wel kunnen tekenen. In illustraties vertel je een verhaal met beelden in plaats van woorden. Het is intrigerend om te zien welke beelden mijn woorden bij de tekenaar oproepen. Veel van mijn prentenboekenpersonages waren oorspronkelijk mensen. Maar in handen van Sieb Posthuma, Philip Hopman en Noëlle Smit werden het dieren: een biggetje, een panda en een hond, een walrus. Inmiddels kan ik mijn personages niet meer anders zien dan hoe zij ze hebben getekend. 

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Dat zijn er veel. Ik houd van klassieke tekenaars als William Steig en Tomi Ungerer, maar ook van een eigentijdse tekenaar als Steve Small, van wie ik de prentenboeken vertaal voor uitgeverij Luitingh-Sijthoff. Ik houd van het werk van alle tekenaars met wie ik boeken heb gemaakt – niet toevallig kwam ik uit bij hun werk. Ik houd ook van Arnold Lobel, Leo Timmers, Dr. Seuss, Sempé, Oliver Jeffers, Wolf Erlbruch en Quentin Blake. Al die tekenaars hebben humor en een zekere lichtheid in hun stijl.

Dit lijstje is niet compleet. Morgen schieten me weer andere namen te binnen…

 Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

In september verschijnt er een peuterboekje dat ik maakte met Myriam Berenschot: ‘De bal’. Op dit moment werk ik aan een aantal boeken voor beginnende lezers. Ik heb een paar aanzetjes geschreven voor nieuwe prentenboekenverhalen, maar geen ervan is in een stadium dat ik durf te zeggen dat het ooit echt een bok zal zijn.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers (van prentenboeken)?

Nee. Er is geen recept voor het schrijven van een prentenboek. Ik kan alleen zeggen dat het lastiger is dan het lijkt.

Wil je meer weten over Joukje Akveld en haar werk als schrijver van prentenboeken? Bezoek dan haar eigen website.

Interview Mylo Freeman

Dag Mylo Freeman, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

Prentenboeken vormen de hoofdmoot van mijn werk. Voor mij is het beeld erg belangrijk. Ook het werken voor kleuters vind ik ontzettend leuk. Zonder de illustraties zou ik geen boeken maken! Wel werk ik tegenwoordig ook voor een oudere doelgroep met boeken zoals ‘Over Dames en Tassen’, maar hierin zijn ook de illustraties heel belangrijk.

Kinderen hebben behoefte aan zowel spiegels als ramen. Veel gekleurde kinderen zien de wereld alleen via ramen en zij hebben spiegels nodig. Andere kinderen zien alleen spiegels en zij moeten de wereld ook door ramen leren zien.

Mylo Freeman
Mylo Freeman
Belangrijke thema’s binnen jouw prentenboeken zijn diversiteit en inclusiviteit. Merk je de afgelopen jaren een verbetering rondom deze thema’s of is er nog veel werk aan de winkel?

Diversiteit en inclusiviteit zijn sinds zo’n 15 jaar, zolang ik met prinses Arabella ben begonnen erg belangrijk. Ik zie de laatste jaren gelukkig steeds meer boeken verschijnen  waar kinderen van kleur de hoofdrol in spelen. Wat ik wel nog graag zou zien is dat er ook meer makers van kleur bijkomen, dus zowel schrijvers als illustratoren. Blijkbaar heeft dat wat meer tijd nodig, maar ik ben ervan overtuigd dat dat ook komt!

Hoe ga je te werk bij het maken van een prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?

Alles begint met een idee, dat kan een verhaal zijn dat ik heb gehoord of iets dat ik online heb gezien. Ik schrijf al mijn ideeën meteen op in een schriftje, sommige worden een echt verhaal en bij andere blijft het bij een idee. Maar als ik in mijn hoofd een goed begin en een goed einde heb schrijf ik dat ook op en begin ik meteen te schetsen.

Ik werk altijd met ecoline, vaak in combinatie met bleekwater en zeezout en doe eigenlijk niks met de computer. Het afwerken van de tekeningen gebeurt met pastelkrijt en gel-pennen. Ik mail mijn uitgever mijn plan en wat schetsen en als ze enthousiast zijn ga ik aan het werk. Inmiddels is er wel zoveel vertrouwen dat ik tussendoor niets meer hoef te laten zien , ik lever het in als ik klaar ben.

Qua techniek is er niet veel veranderd, maar ik ben wel veel kritischer geworden op mijn illustraties. Ik begin niet met inkleuren voordat de tekening naar mijn idee perfect erop staat. Een leermoment is wat mij betreft als de schets niet klopt, je het ook niet meer goed krijgt met inkleuren. De schets is echt de basis en die moet helemaal kloppen.

Prinses Arabella - Mylo Freeman
De wording van Prinses Arabella – Mylo Freeman
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Mijn favoriete prentenboek is ‘Julian is een zeemeermin’ van Jessica Love. Haar illustraties sluiten ook perfect aan bij het verhaal. Een liefdevol boek over een klein jongetje dat graag een zeemeermin wil zijn en zich verkleed met spulletjes van zijn oma..

Ook de illustraties en verhalen van Oliver Jeffers ben ik erg dol op. Grappige onvoorspelbare verhaaltjes met een leuke clou. Ondanks dat hij zijn illustraties met de computer maakt, valt dat helemaal niet op. Het ziet er altijd sprankelend uit!

 Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Ik ga binnenkort beginnen aan een nieuw Arabella boek.Dat gaat “Prinses Arabella maakt muziek” heten, dus dat spreekt voor zich. Verder wil ik eind dit jaar beginnen met een prentenboek over Rembrandt en een klein zwart meisje die graag wil dat haar vader
geportretteerd wordt door hem. Daar verheug ik me ook op, want dat wordt wel echt een uitdaging!

 Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende auteurs en illustratoren?

Een tip voor illustratoren zou zijn ’teken iedere dag!’ en probeer je zo breed mogelijk te ontwikkelen.Zelf had ik vroeger nooit veel zin om een fiets te leren tekenen bijvoorbeeld, maar ik zou je aanraden dat toch te doen! Je weet maar nooit of je het kunt gebruiken voor een opdracht. Voor auteurs zou ik zeggen, hou altijd je ogen en oren open voor een eventueel verhaal. Inspiratie is overal!

Wil je meer weten over Mylo Freeman en haar werk? Neem dan ook eens kijkje op haar eigen website.

Interview Mark Haayema

Dag Mark Haayema, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

Een heel belangrijke plek. Het samenspel van tekst en illustraties vind ik ontzettend interessant. Ze moeten elkaar versterken en verrassen. Ik werk heel graag met illustratoren zoals Job van Gelder en Medy Oberendorff. Ze hebben allebei een compleet andere stijl en brengen op hun manier net dat beetje extra wat een prentenboek bijzonder maakt.

Mark Haayema met een Muk van pluche
Mark Haayema met een Muk van pluche
“Muk”, staat in de prentenboek top 10 van de prentenboek van jaar 2022. Kun je wat meer vertellen over dit prentenboek?

Muk gaat over mijn eigen hond ‘Muk’. Een vrolijke dalmatiër. Waar ik ook met hem loop, overal reageren mensen en vooral kinderen op hem. En waarom? Vanwege zijn stippen.
Dat vond ik een fijn uitgangspunt voor een prentenboek. In het eerste boekje gaat Muk opzoek naar een tiende stip. In ‘Muk krijgt een kleur’ (verschenen 6 augustus 2021) droomt Muk dat hij is ingekleurd. In januari 2022 (tijdens en na de voorleesdagen) speelt ook de voorstelling Muk in de Nederlandse en Vlaamse theaters. Ook komt er een pluche versie van Muk. Kortom, met Muk zijn we voorlopig wel zoet! De illustraties worden gemaakt door Job van Gelder en Laury Tinnemans.

Hoe ga je te werk bij het schrijven van een prentenboek?

Het idee wordt vaak geboren door een gebeurtenis in mijn omgeving. Dat kan iets groots zijn zoals een ziekte, de dood of een probleem waar ik het antwoord niet op weet. Of iets kleins zoals de stippen van mijn hond.

Het grootste gedeelte van de ontwikkeling van een verhaal gebeurt in mijn hoofd. Tijdens het wandelen, sporten of in de trein. In een schrijfboekje werk ik de grove lijn uit en zoek naar het antwoord op de vraag: ‘Hoe neem ik de lezer mee naar dat wat ik wil zeggen of daar waar ik wil eindigen’. Als ik dat helder heb, begint het echte schrijven. Dat doe ik op mijn laptop.

Het schrijven gaat puur op intuïtie. De sfeer, schrijfstijl, het tempo en de lengte kan ik nooit van te voren bepalen. Dat bepaalt wonderlijk genoeg het verhaal zelf.

Zodra ik tevreden ben met het verhaal, stuur ik deze naar de uitgeverij. Na een redactieronde gaat mijn tweede of derde versie naar de illustrator. Als hij/zij het heeft gelezen en er hopelijk al beelden bij ziet, drinken we vaak een kopje ‘vrolijks’ om de taal en beeldtaal te bespreken.

Vervolgens moet mijn verhaal even ‘borrelen’ in het hoofd van de illustrator zodat het ook haar/zijn verhaal wordt. Na een paar weken worden de eerste schetsen gemaakt. In dit proces hebben we soms heel nauw contact, wanneer ik bijvoorbeeld iets moet aanpassen en soms blijft het even stil. Dan zit ik thuis met smart en vol ongeduld te wachten op het moois.

Schetsen van Muk Mark Haayema, Job van Gelder en Laury Tinnemans
Schetsen van Muk Mark Haayema, Job van Gelder en Laury Tinnemans
Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?

Ik denk dat ik inmiddels wat sneller een verhaal-structuur kan maken. Hoewel ik in de uitwerking soms weer wat trager bent, omdat ik wil mezelf wil blijven ontwikkelen en vernieuwen. Ik wil graag iets toevoegen aan het huidige aanbod. Waarom zou je immers iets maken wat er al is?

Ik heb twee keer een boek gemaakt in opdracht. Ik merk, hoewel ik heb geprobeerd er mijn eigen draai aan te geven, dat het niet van mij is. Dat het geen “Mark-verhalen” zijn.
Ik heb zo geleerd om enkel iets te maken waar ik volledig achter sta!

Verschilt dit werkproces veel met het schrijven van een “gewoon” kinderboek?

Het grootste verschil is dat je in een leesboek veel beeldender kan schrijven. Hoe de wereld eruitziet. Ook kun je elk moment overspringen naar een andere ‘scène’ of gebeurtenis.
In een prentenboek bepaalt het beeld heel veel. Daar is 1 spread (twee aan-een-gesloten-bladzijdes) vaak 1 scène. Anders loopt de tekst vóór op het beeld.

Een prentenboek is echt een gelijkwaardige samenwerking.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

De boeken van Jon Klassen vind ik echt briljant!
De eenvoud, de humor, de stijl… een kunstwerk!

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek?

Ik ben bezig met een nieuwe Muk! Je weet wel… die dalmatiër!

Tijdens de succesvolle chemo-behandelingen die ik het afgelopen half jaar kreeg, schreef ik het dichtbundeltje Word Maar Beter. Met tekeningen van Fiep Westendorp. Na dit grote succes, zijn we (Fiep Amsterdam en ik) bezig om samen weer iets moois te maken.
Verder komt in oktober 2021 Onkruid uit, een leesboek met illustraties van Mattias de Leeuw.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers (van prentenboeken)?

Schrijf enkel als je de drang voelt. Niet omdat je nu eenmaal een boek wil maken.
Schrijf omdat het verhaal geschreven moet worden. Als de inhoud klopt, gaat de rest vanzelf.

Wil je meer weten over Mark Haayema en zijn werk? Neem dan ook eens kijkje op zijn eigen website

Interview Meinderts en Fienieg

Dag Koos en Annette, welke plek hebben prentenboeken in jullie oeuvre?

Koos: Prentenboeken nemen een belangrijke plek in, ook in aantal. Ongemerkt hebben we zo’n tien prentenboeken gemaakt, een aanzienlijk deel van ons oeuvre.

Annette: Meer dan ‘gewone’ boeken,  waar het zwaartepunt op de tekst ligt, zijn prentenboeken van ons samen. Beeld en tekst gaan hand in hand en zijn even belangrijk. Zeker in de prentenboeken met relatief veel tekst zoals De vuurtoren, De man in de wolken en De zee van meneer Max. Voor mij zijn prentenboeken het leukst om te maken, omdat er voor mij ‘meer vlees aan zit’.

Koos Meinderts en Annette Fienieg
Koos Meinderts en Annette Fienieg
Binnenkort verschijnt jullie nieuwste prentenboek Stork. Kunnen jullie wat meer vertellen over dit prentenboek?

Annette: Stork is al een poosje klaar, maar zal pas eind april, begin mei verschijnen, als de boekhandels weer hele dagen open zijn. Hoogland & Van Klaveren heeft dat in overleg met ons besloten. We hadden gehoopt dat het boek er eind februari zou zijn, toen onze kleindochter 1 werd. We hebben het boek aan haar opgedragen. Hoogland & van Klaveren heeft toen, heel lief, gezorgd dat er toch één speciaal exemplaar was!

Koos: Stork zou je een coronaprentenboek kunnen noemen. Sinds het uitbreken van het virus fiets ik bijna dagelijkse een rondje door de polders ten noorden van Utrecht. Het wemelt daar van de ooievaars, soms tel ik er wel tien of twaalf bij elkaar in hetzelfde weiland.

De ooievaars in combinatie met een krantenbericht waarin een geboortegolf voorspeld werd van ‘coronababy’s’ bracht me op het idee van het verhaal. Al fietsend trapte ik de openingszin van Stork omhoog: “Negen maanden na de Grote Ramp toen iedereen verplicht in huis moest blijven kon ooievaarcentrale Eiber & CO het werk niet aan.” Een zin die stond als een huis, maar daarmee had ik nog geen verhaal. Dat verhaal kwam toen ik Stork bedacht, een gepensioneerde, vergeetachtige ooievaar die de centrale een handje komt helpen. Hij krijgt een baby mee, maar weet al heel gauw niet meer bij wie hij de baby moet afleveren. Samen bedachten we bij wie Stork vergeefs aanklopt, en hoe uiteindelijk alles toch op zijn pootjes terecht komt.

Illustratie uit Stork, Annette Fienieg
Illustratie uit “Stork”, Annette Fienieg, 2021, Hoogland & van Klaveren
Hoe gaan jullie te werk bij het schrijven en illustreren van een prentenboek. Kunnen jullie het werkproces toelichten?

Annette: Vaak begint het bij een idee voor een verhaal, van mij of van Koos, of van ons beiden. Koos schrijft dat natuurlijk, maar we sparren er dan wel continu over. Af en toe gaat het anders: Het regent zonlicht begon juist bij mij. Ik  maakte een stapel tekeningen die nog nergens bij hoorden. Ik gaf Koos steeds tekeningen zodra ik ze af had, en hij ‘moest’ er dan een gedicht bij schrijven. Dat werkte heel verfrissend, voor allebei. Het is nog steeds een van mijn lievelingsboeken.

Ook gebeurt het wel dat we een opdracht krijgen, zoals het boek De zee van meneer Max, het prentenboek over de schilder Max Lieberman, dat we maakten voor het Kunstmuseum in Den Haag. Dat boek zouden we niet gemaakt hebben als het ons niet was gevraagd. Het idee voor het verhaal hebben we samen verzonnen in de trein terug na de eerste vergadering in het museum.

Spread uit Liebermann De zee van meneer Max
Spread uit “Liebermann, De zee van meneer Max”, Koos Meinderts en Annette Fienieg, Leopold, 2018

Meestal zijn mijn illustraties een combinatie van pentekening en aquarel, soms, zoals bij Naar het noorden, en ook bijvoorbeeld Oliver Twist dat ik niet met Koos maakte, maar met Tiny Fisscher, werk ik met uit gekleurd papier gesneden figuren. In De zee van meneer Max heb ik met acrylverf geschilderd, in de stijl van Liebermann, maar zo dat je mijn ‘handschrift’ er nog in herkent.

Koos: Het werkproces is niet veranderd, we zijn allebei wel beter geworden. Ons eerste prentenboek Is hier de Himalaya was een prentenboek voor kleuters. Onze latere prentenboeken als De vuurtoren en De man in de wolken zijn leeftijdsloze verhalen. Hetzelfde geldt ook voor Stork, jonge kinderen zullen dat op een ander niveau begrijpen als oudere kinderen en volwassenen.

Van schets naar Illustratie, Stork, Annette Fienieg, 2021, Hoogland & van Klaveren
Van schets naar Illustratie, Stork, Annette Fienieg, 2021, Hoogland & van Klaveren
Verschilt het werkproces met het schrijven en illustreren van een ‘gewoon’ kinderboek?

Koos: Bij een ‘gewoon’ kinderboek is er meestal eerst de tekst, daarna gaat het verhaal naar Annette.

Annette: Ik kijk dan hoeveel plek er is voor illustraties, waar die moeten komen en welke techniek het best past bij het verhaal.

Koos:  Annette leest bijna per hoofdstuk mee met wat ik schrijf. Dat wil zeggen: ik lees haar voor wat ik heb geschreven. Het komt ook regelmatig voor dat ze bij een alinea ‘ergens aan blijft hangen’. Die alinea gaat dan nog een keer door de machine, niet omdat zij het zegt, maar omdat zij in (bijna) alle gevallen gelijk heeft dat er iets niet klopt, qua taal of qua inhoud.

Spread uit "Is hier de himalaya?" Meinderts en Fienieg, 1991
Spread uit “Is hier de Himalaya?” Meinderts en Fienieg, 1991, Ploegsma
Hebben jullie zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Koos: Ik heb geen uitgesproken favoriete illustratoren of schrijvers van prentenboeken. Er is één boek dat me na aan het hart ligt, Frederick, van Leo Lionni, een prentenboek met relatief veel tekst. Ik kreeg het boek in 1983 bij het verschijnen van mijn debuutboek Mooi Meegenomen, cadeau van Lia Reedijk, destijds eigenaar van de Utrechtse Kinderboekwinkel.  Om die reden koester ik het boek, maar zeer zeker ook vanwege het verhaal,  een ode aan de verbeelding in het algemeen en aan poëzie in het bijzonder.

Annette: Ik heb niet echt één favoriete illustrator. Ik houd van het werk van de Duitse illustrator Tilman Michalski, die overigens geen uitgesproken prentenboeken maakt. Zijn illustraties in Das grosse Familienbuch der Feste und Bräuche zijn jaloersmakend mooi.
Maurice Sendak is ook een grootheid, en ik hou ook van het werk van Thé Tjong Khing. Zijn sprookjesboeken, en tekstloze prentenboeken zijn weergaloos.

Zijn jullie momenteel bezig met een nieuw prentenboek?

Koos: In april verschijn bij uitgeverij Ekaré, El rey cerdo met illustraties van Emilio Urberuaga. Het is de Spaanse versie van Koning Varken, een prentenboek dat ik maakte met Stern Nijland. Het boek kreeg amper aandacht en werd al snel verramsjt. Dat was het dan, dacht ik, tot de Ekaré belangstelling toonde voor het verhaal. Helaas niet voor de linosnedes van Stern. Ekaré gaf de voorkeur aan Emilio Urberuaga.

Annette: We willen heel graag weer een prentenboek maken op de manier van Het regent zonlicht. Er ligt al een stapel tekeningen op Koos te wachten! Eerder wilden we al op deze manier een boek maken met portrettekeningen van mij, waarbij Koos korte verhalen zou schrijven. Ik houd erg van portretten, en maak ze graag. Ook fictieve.

Het regent zonlicht, Koos Meiderts en Annette Fienieg, 2010, Lemniscaat
Het regent zonlicht, Koos Meiderts en Annette Fienieg, 2010, Lemniscaat

Het boek is er (nog) niet gekomen, omdat Koos aan een van de portretten die ik maakte bleef hangen, en een heel boek aan de getekende jongen wijdde. Dat werd de roman Mist, die vorig jaar bij Hoogland & Van Klaveren is uitgekomen.

Momenteel zijn we bezig met het verzamelen van prenten (ik maak ook sjabloondrukken) en gedichten van Koos voor een bundel voor volwassenen, waarvan we hopen dat het wordt uit gegeven.

Hebben jullie  tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers en illustratoren (van prentenboeken)?

Annette: Ik heb af en toe atelierbezoek van mensen die illustrator willen worden of zelfs al een idee hebben voor een boek. Mijn belangrijkste tip is altijd goed te kijken in kinderboekenland. Wat vind je mooi, welke uitgever geeft de boeken uit waarmee je je verwant voelt. Bied het daar aan.

Koos: Een schrijver kun je niet worden, een schrijver ben je (of niet). Je kunt in ambachtelijke zin wel wat leren op een schrijfcursus of een schrijversvakschool, maar talent kan niet worden geleerd. Dat heb je of je hebt het niet. Een schrijfcursus kan wel helpen om een sluimerend talent aan te boren.

Wil je meer weten over het werk van Koos Meinderts? Neem dan eens een kijkje op zijn eigen website: https://www.koosmeinderts.nl.

Wil meer weten over het werk van Annette Fienieg? Neem dan eens een kijkje op haar website: https://www.annettefienieg.nl.

Interview Sjoerd Kuyper

Dag Sjoerd, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Sjoerd-Kuyper-foto-Annemarie-Terhell
Sjoerd Kuyper (foto Annemarie Terhell)

Voor ik deze vragen voorgelegd kreeg, dacht ik: een bescheiden plek. Maar ik ben gaan tellen en nu blijkt dat maar liefst drieëntwintig van de drieënzeventig boeken die ik voor kinderen heb gemaakt prentenboeken zijn. Eén op de drie. En vijf daarvan hebben ook nog eens een mooie prijs gewonnen. Prentenboeken hebben dus, zonder dat ik me daarvan bewust was, een enorme plek in mijn oeuvre. (Zie onderaan het interview de lijst met titels van prentenboeken van Sjoerd Kuyper).

Misschien herinner je je boeken waaraan je heel lang gewerkt hebt beter dan boeken die je sneller af hebt. Het valt me ook op dat ik de helft van die prentenboeken in de afgelopen vijf jaar heb gemaakt. Terwijl ik al vijfenveertig jaar voor kinderen schrijf. Ze weten me tegenwoordig te vinden, dat moet het zijn, want de meeste daarvan zijn in opdracht geschreven.

“Kom je mee?” staat in de Prentenboeken Top Tien van het jaar 2021. Kun je wat meer vertellen over dit boek?

Kom je mee is in opdracht gemaakt van Grootzus. Zij zocht een schrijver bij een idee dat ze had. Ik kende haar werk niet, maar vond het meteen schitterend toen ik het zag. Rubinstein heeft ons met elkaar in contact gebracht en na een goed gesprek op de uitgeverij besloten we het boek samen te maken. Grootzus kwam met het scheiden van de ouders en de poes en daarmee ben ik aan de slag gegaan. Ik zag meteen mijn kleinzoon Kingston voor me. Daarom heet de jongen in het boek Nesta, dat is Kingstons derde voornaam. Hij is een geweldige zwemmer, vandaar de scènes in het zwembad. En hij kon urenlang naast onze poes Ninnoc liggen en haar bewegingen imiteren. En ik was erbij toen hij van een bioloog hoorde dat een zeester door hetzelfde gat eet en poept en hij de weergaloze grap maakte: ‘Die mag dan wel heel goed zijn tanden poetsen.’ Die is ook in het boek gekomen.

Spread uit Kom je mee? Sjoerd Kuyper en illustrator Grootzus – Rubinstein 2019
Spread uit “Kom je mee?” Sjoerd Kuyper en illustrator Grootzus – Rubinstein 2019

Ik heb bijna geen boek geschreven waarin geen dingen uit mijn directe omgeving staan. Wie al mijn boeken heeft gelezen, kent mijn leven. Ik heb het verhaal geschreven en Francien is aan het werk gegaan. Het was een feestelijke tijd, de ene fraaie prent na de andere kwam via de mail. We hebben veel overlegd over de tekeningen maar zeker ook over de tekst. En toen het boek bijna af was, heb ik nog heel wat geschrapt. Omdat wat je kunt zien niet meer hoeft te worden beschreven. Zo gaat het altijd. Het is een heerlijk boek geworden. Er is belangstelling voor in het buitenland, hoorde ik van Rubinstein. Dat zou mooi zijn.

“Wie al mijn boeken heeft gelezen, kent mijn leven.”

Hoe kom je aan de inspiratie, het idee voor een prentenboek?

Het is niet anders dan bij boeken zonder prenten. Je loopt door de wereld en je ziet en hoort dingen. Soms denk je: dit is een verhaal, soms denk je: dit had heel anders af kunnen lopen. O ja, hoe dan? Dan heb je ook een verhaal. En soms ga je een verhaal zitten bedenken, met een tekenaar, omdat je samen graag een boek wilt maken.

En vaak heeft mijn vrouw Margje een idee. Zij is ook goed in het verzinnen van verhalen bij opdrachten. Ik werd eens gevraagd om verhalen te schrijven voor een lesmethode natuur en techniek van Malmberg. Ik zei meteen nee, ik heb weinig met natuur en niks met techniek. Ik vertelde het aan Margje en ze zei: ‘Bel terug om te zeggen dat je het wel doet. Ik bedenk de verhalen wel.’ Zij heeft alles met natuur en nog meer met techniek. Ze leverde een A4tje met verhaallijn en plot en dat schreef ik later uit. Zo hebben we samen veertig verhalen voor die methode gemaakt.

Zo gaat het ook vaak met prentenboeken. Zij bedenkt het geraamte, ik plak het vlees erop. Dat is vooral handig bij boeken als “Isabella Boem en de schilder Pieter de Hooch”. Margje is namelijk schilder van beroep en verdiept zich graag in werk en techniek en leven van collega’s. Toen ik Isabella Boem begon te schrijven, wist ik meer van Pieter de Hooch dan je in tien Gouden Boekjes kwijt kunt. De kunst is kiezen wat voor kinderen interessant is en er een lekker lopend verhaal van maken.

Hoe gaat de samenwerking met illustrator en uitgever?

Meestal van een leien dakje. En vergeet niet dat ik veel van mijn boeken bij Rubinstein in opdracht heb gemaakt. Dan zit de opdrachtgever ook nog over je schouder mee te kijken: Toonder Studio, Schiphol, het Prinsenhof, tijdschrift Plus, Stichting Intocht Sinterklaas. Dan begint het op scenarioschrijven te lijken want bij film lezen ook altijd mensen mee: regisseur, producent, filmfonds en als je pech hebt ook nog een soort scriptdokter. Daar kun je krankzinnig van worden. Maar bij prentenboeken valt het enorm mee. In het algemeen zijn we het razendsnel eens met elkaar.

Met de tekenaar is de samenwerking tot nu toe altijd uiterst aangenaam geweest. Soms klopt er iets niet in een tekening en meestal pas ik de tekst dan aan. Ik bedoel, als er een bal onder een stoel rolt in mijn verhaal, en de tekenaar tekent een stoel met pootjes van drie centimeter hoog, waar geen bal onder kan, dan verander ik de tekst en rolt de bal achter de stoel. Dat is een stuk eenvoudiger dan een nieuwe tekening maken. Zo wordt alles altijd simpel opgelost. Ik heb nog nooit met iemand ruzie gehad om een prentenboek. Dat was bij de film wel anders. Bij het beoordelen van de tekeningen kijkt Margje mee met haar schildersogen. Zij is degene met de goede smaak op dat vlak. Wat zij ervan vindt, vind ik ook.

schets sjoerd kuyper
Hier een schetsje dat ik maakte voor “Het boek van de sterren”, louter en alleen om te zien of het kon: drie verhaallijnen op één spread. Het kon. En Thé Tjong-Khing kon het nog duizend maal beter!
Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?

Je leert voortdurend. Ja dus. Eigenlijk streef ik mijn hele leven al naar een prentenboek met een verhaal van mij, maar zonder tekst. Zoals “Monkie” van de Schuberts – dat is prachtig. Maar het is me nog steeds niet gelukt. Enerzijds omdat ik op papier een enorme ouwehoer ben en anderzijds omdat uitgevers het niet willen. Het is niet goed voor de commercie. Het leek me verrukkelijk voor ouders en grootouders en meesters en juffen. Dat ze het verhaal samen met de kinderen mochten maken, zelf de woorden kiezen bij de prenten, al babbelend en heel goed kijkend het boek door. Maar uitgevers beweren dat niemand daarop zit te wachten. Helaas.

Ik dacht dat “Een muts voor de maan” geschikt was om zonder woorden te vertellen. Maar daar was men dus tegen. Ik schreef het verhaal voor onze zoon Joost, voor zijn vierde verjaardag, en Margje maakte er tekeningen bij. We maakten er een boekje van. Een jaar of vijftien later kwam ik het weer tegen en het beviel me nog, dus ik bood het aan bij Leopold. Het verhaal, niet de tekeningen. Margje is schilder, geen illustrator, dat is iets anders. In het boek “Mooi leven” met gedichten van mij en schilderijen van Margje, kun je haar werk zien. Dat is eigenlijk ook een prentenboek, maar dan voor volwassenen.

Maar goed, Leopold vond het een mooi verhaal en stelde Jan Jutte voor als illustrator. Omdat ik hoopte op een boek zonder woorden, leverde ik minimale tekst. In plaats daarvan beschreef ik uitgebreid wat er op de prenten te zien moest zijn. Dat had ik beter niet kunnen doen. Jan was not amused: ‘Als jij zo goed weet hoe die tekeningen eruit moeten zien, maak je ze zelf maar.’ Of woorden van gelijke strekking. Dat is wat ze een leermoment noemen. Schoenmaker, houd je bij je leest. Laat iedereen vooral z’n eigen goddelijke gang gaan. Daarom betreur ik het dat tekenaars soms zelf de teksten bij hun werk schrijven, dat haalt het niveau van hun boeken enorm naar beneden. Schrijven is ook een vak.

Spread uit "Een muts voor de maan" Sjoerd Kuyper en illustrator Jan Jutte – Leopold 2003
Spread uit “Een muts voor de maan” Sjoerd Kuyper en illustrator Jan Jutte – Leopold 2003

Ik trok de beschrijvingen van de tekeningen voor “Een muts voor de maan” schielijk terug, Jan ging zijn gang en won het Gouden Penseel met het boek. Ik heb dus nooit een prentenboek zonder woorden gemaakt maar ben er wel in geslaagd steeds zuiniger te gaan schrijven.

Wat ik al zei: wat je kunt zien, hoeft niet in de tekst. Ik had wat dat betreft veel geleerd van mijn zusje Trudy. Zij was de speelster van ‘Poppentheater Dibbes’. Ze speelde solo met handpoppen en kon dus niet meer dan twee poppen tegelijk opvoeren. Daar moest ze het mee doen. Soms dacht je dat je vier of vijf poppen zag, maar dat was haar magie. Ik heb voor haar geschreven en moest dan een verhaal van een uur maken waarin steeds maar twee personages handelden of spraken. Het is een beperking die tot grote zuiverheid kan leiden. Wat ik ook van haar leerde: een pop mag praten zolang het interessant is om naar hem te kijken, zolang hij verrassend beweegt. Hamlet is daarom minder geschikt voor een poppenspel. Hetzelfde geldt voor een prentenboek: de tekst op een pagina moet voorgelezen zijn voor het kind is uitgekeken op de tekening. Ik heb trouwens ook veel geleerd van het schrijven van poëzie, waarbij het ook om eenvoud en zuiverheid gaat.

“Ik trok de beschrijvingen van de tekeningen voor Een muts voor de maan schielijk terug, Jan ging zijn gang en won het Gouden Penseel met het boek. Ik heb dus nooit een prentenboek zonder woorden gemaakt, maar ben er wel in geslaagd steeds zuiniger te gaan schrijven.”

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Je bent altijd het meest enthousiast over je eigen meest recente boek. Dat is in mijn geval “Mensen met koffers”. Dat is een oud gedicht van mij, ik schreef het in 1994, over vluchtelingen, waarbij Annemarie van Haeringen de prenten heeft gemaakt. Het zijn geschilderde portretten. Annemarie geeft de vluchtelingen van deze aarde, die onzichtbaar zijn geworden achter de schrikbarende cijfers – er zijn op dit moment tachtig miljoen mensen op de vlucht –, weer een gezicht. De tranen springen je in de ogen bij elk portret dat je bekijkt, zo gruwelijk en toch zo mooi en teer.

Sjoerd Kuyper leest voor
Sjoerd Kuyper leest Poes Pinkie met kleinzoon Owen (foto Annemarie Terhell)

Maar er zijn natuurlijk ongelooflijk veel goede prentenboekenmakers tegenwoordig. Te veel om op te noemen, en dan vergeet je vaak de besten. Dus noem ik liever niemand. Maar ik herinner me de boeken die ik bekeek en voorgelezen kreeg als kind nog goed. Prachtig vond ik die. Favoriet was “De zandmannetjes” van Alfred Listal. Dat had mijn vader als jongetje ooit gekregen. Mijn opa en mijn vader en ik kenden het uit ons hoofd. Ik heb het nog, dat exemplaar uit 1928 of zo. En “Poes Pinkie” natuurlijk. Kende ik ook uit mijn hoofd.

En dan was er nog een boek dat volgens mij “Toto in Volendam” heette, van Dick Bruna. Ik ben oeroud maar Dick Bruna was zó oud, dat hij al boeken maakte toen ik jong was. Het ging over een mannetje dat op weg ging naar een dorp. In de tekst stond: ‘Dat dorpje heette … Volendam.’ Maar mijn vader las dan: ‘Dat dorpje heette … Keesje.’ Echt ontzettend flauw natuurlijk, maar ik kroop gillend van het lachen over de vloer als hij dat zei. Hij kon het niet vaak genoeg doen. Ze moesten me met stoffer en blik opvegen. Mijn vader heette Kees. God, wat heeft die man me van boeken leren houden.

Heb je tot slot nog tips voor beginnende schrijvers van prentenboeken?

Die heb ik verstopt in de antwoorden op de vorige vragen. Succes!

Wil je meer weten over Sjoerd Kuyper en zijn werk? Neem dan ook eens kijkje op zijn eigen website.

Spread uit "Mensen met koffers", Sjoerd Kuyper en illustrator Annemarie van Haeringen – Hoogland & Van Klaveren 2020
Spread uit “Mensen met koffers”, Sjoerd Kuyper en illustrator Annemarie van Haeringen – Hoogland & Van Klaveren 2020
Prentenboeken met tekst van Sjoerd Kuyper
  • Wat je moet doen als je een monster ziet dat erg op een berg lijkt met Andrea Kruis – Leopold 1988
  • Het eiland Klaasje met Jan Jutte – Leopold 1994 – Zilveren Griffel
  • Malmok met tekeningen van Annemarie van Haeringen – Leopold 1998 – Gouden Penseel
  • Robin en de zon met Sandra Klaassen – Leopold 2001
  • Robin op het ijs met Sandra Klaassen – Leopold 2003
  • Een muts voor de maan met Jan Jutte – Leopold 2003 – Gouden Penseel
  • Kasper kan niet slapen met Yvonne Jagtenberg – Blue in Green Publishing 2004
  • Jij bent mijn mama niet! met Daniëlle Schothorst – Zwijsen 2005 – tekst met Margje Kuyper
  • Welkom thuis, leeuw! met Jan Jutte – Zwijsen 2006 tekst met Margje Kuyper
  • Sjaantje doet alsof met Daan Remmerts de Vries – Nieuw Amsterdam 2007 – Zilveren Griffel
  • Mama Lief Alsjeblieft met Martijn van der Linden – Hoogland & Van Klaveren 2014 – tekst met Margje Kuyper
  • De vrienden van Sinterklaas met Harmen van Straaten – Hoogland & Van Klaveren 2014
  • Kom uit de boom! met Sanne te Loo – Buro Extern 2015 – tekst met Margje Kuyper
  • Het kleinste pietje met Harmen van Straaten – Hoogland & Van Klaveren 2015
  • Het robotje van Schiphol met Charlotte Dematons – Rubinstein 2016 – naar een idee van Margje Kuyper
  • Tom Poes en het cadeautje voor heer Ollie met Henrieke Goorhuis – Rubinstein 2017
  • Het verhaal van Sinterklaas met Emanuel Wiemans – Rubinstein 2018
  • Kom je mee? met Grootzus – Rubinstein 2019 – Prentenboeken Top Tien
  • Tom Poes en de Bommeltjes met Tim Artz – Rubinstein 2019
  • Isabella Boem en de schilder Pieter de Hooch met Martijn van der Linden – Rubinstein 2019 – tekst met Margje Kuyper
  • Aladdin met tekeningen van achttien illustratoren – Hoogland & Van Klaveren 2019
  • Het boek van de sterren met Thé Tjong-Khing – Rubinstein 2020
  • Mensen met koffers met Annemarie van Haeringen – Hoogland & Van Klaveren 2020

Interview Linde Faas

Linde Faas (1985) is een Nederlandse animator en illustrator en studeerde cum laude af aan de kunstacademie van Breda. Linde woont sinds 2017 in het noorden van Noorwegen.  In 2018 verscheen haar prentenboekendebuut “Ik neem je mee”.  Haar tweede prentenboek  “De jongen en de walvis” verscheen in 2019 en staat in de prentenboek top10 van het jaar 2021.

Linde Faas
Linde Faas
Dag Linde, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

Prentenboeken beginnen een steeds belangrijkere plek in te nemen in mijn werk. Sinds ik een aantal jaar geleden mijn eerste prentenboek ‘Ik neem je mee’ maakte, probeer ik steeds meer ruimte te maken om aan prentenboek projecten te werken. Het geeft me een enorm gevoel van vrijheid om mijn eigen verhalen te verzinnen en hier illustraties bij te kunnen maken.

Illustratie uit "de jongen en de walvis", Linde Faas, 2019, Lemniscaat
Illustratie uit “De jongen en de walvis”, Linde Faas, 2019, Lemniscaat
Kun je wat meer vertellen over “De jongen en de walvis”? 

Het idee voor dit boek is ontstaan toen mijn man (die werkt als mariene bioloog) onderzoek deed naar potvissen in Noorwegen en ik af en toe met hem mee mocht op veldwerk. Ik had nog nooit een walvis gezien en was enorm onder de indruk van dat gigantische dier. Hij dobberde daar een beetje en vond het wel prima dat wij daar waren. Totdat hij een duik nam en er een gigantische staart boven water kwam. Je weet echt niet wat je ziet! Ik dacht meteen, hier wil ik iets mee doen.

Ook de Noord Noorse natuur maakte een diepe indruk op me. De kleuren, de weidsheid van het landschap en de stilte. Het gevoel van verwondering en verstilling, wat ik zelf ervoer toen we daar met een bootje op open zee lagen te luisteren naar het ademhalen van de potvis, wilde ik heel graag proberen over te brengen in mijn boek.

Hoe ga je te werk bij het schrijven en illustreren van een prentenboek?

Het begint bij mij vaak met een bepaald beeld of een bepaalde sfeer die in me opkomt. Zoals het beeld van een jongen die verlangend naar de zee staat te kijken en het gevoel van eenzaam voelen. Dit was één van de eerste beelden die er in me opkwam voor ‘De jongen en de walvis’.

Meestal begin ik met losse schetsen om de beelden en de sfeer die ik in gedachten heb visueel te maken en mezelf de tijd te geven om het verhaal in mijn hoofd tot leven te laten komen. Ook schrijf ik soms al stukjes tekst. Dit hoeft nog niet de uiteindelijke tekst te zijn die in het boek komt, maar is meer een oefening om de juiste sfeer te vinden en het verhaal duidelijker te krijgen. Dit proces van schetsen en teksten schrijven kan soms best een tijdje duren. Soms heeft het maanden nodig om tot de kern van een idee te komen. Het is belangrijk om die tijd te nemen en het niet teveel te overhaasten.

potloodschets voor “De jongen en de walvis”, Linde Faas
potloodschets voor “De jongen en de walvis”, Linde Faas

Als ik het gevoel heb dat het verhaal wat meer vorm begint te krijgen, maak ik een storyboard. Dit is iets wat ik op de kunstacademie vaak deed voor mijn animatiefilms en werkt ook heel goed voor het opzetten van een prentenboek. In eerste instantie doe ik dit met potlood, maar later voeg ik ook kleur toe om een beter beeld te krijgen van het kleurverloop van de illustraties.

Daarna neem ik de tijd voor het ontwerpen en ontwikkelen van de karakters. Het kan best een tijdje duren voordat je een karakter echt goed in je vingers hebt zitten. Als dit eenmaal natuurlijk en vertrouwd voelt, begin ik met het uitwerken van de uiteindelijke illustraties en het schrijven van de tekst.

Uiteindelijke illustratie voor “De jongen en de walvis”, Linde Faas, 2019, Lemniscaat
Uiteindelijke illustratie voor “De jongen en de walvis”, Linde Faas, 2019, Lemniscaat
Welke illustratietechnieken gebruik je?

Ik probeer zoveel mogelijk op papier werken, maar soms is het ook bevrijdend om in de computer te werken, omdat je daarmee veel meer mogelijkheden hebt dan op papier.

Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?

Ja enorm veel! Vroeger had ik het gevoel dat het meteen perfect moest zijn en was er weinig ruimte voor het uitproberen van nieuwe dingen. Ik dacht dat ik alles van tevoren helemaal uitgedacht moest hebben voordat ik echt kon beginnen met het uitwerken van de illustraties. Nu vind ik het juist fijn om dingen open te laten en wat van de controle los te laten. Om gewoon te beginnen en te zien waar het me naartoe leidt. Meestal leveren de dingen die spontaan of per toeval ontstaan de mooiste en meest interessante beelden op.

 Wat zijn echte leermomenten geweest?

Eén van mijn meest belangrijkste leermomenten was toen ik eindelijk de stap durfde zetten om aan een eigen prentenboek idee te gaan werken. Daarvoor dacht ik steeds ‘het komt wel’, maar het komt pas als je het echt inplant en jezelf de tijd gunt om er in alle rust aan te kunnen werken. Het voelde als een bevrijding toen ik eenmaal kon starten en heeft me geleerd dat het belangrijk is om je eigen pad te volgen en op je gevoel te vertrouwen.

 Wat zijn jouw favoriete materialen  en technieken om te illustreren?

In mijn vrije werk en animaties hou ik er erg van om te werken met potlood. Ik hou er enorm van om in zwart/wit te werken en vind de structuur van potlood erg mooi. En het repetitieve van met potlood tekenen werkt bijna hypnotiserend. Het is een soort mindfulness. Meestal ben ik zo geconcentreerd aan het tekenen dat ik er pas na een lange tijd weer uit kom en dan pas goed zie wat ik precies heb getekend. Het is een heel natuurlijk proces. Dat is vaak heel leuk omdat ik mezelf er soms mee kan verbazen met wat er op papier is ontstaan.

In mijn illustraties gebruik ik het liefst verschillende materialen door elkaar zoals aquarel, inkt, potlood, pastel en krijt. Dit geeft me veel vrijheid om te experimenten en brengt een levendigheid en beweging in het beeld die ik mooi vind.

 Aan welk boek bewaar je leuke herinneringen? 

Het boek waar ik op verschillende vlakken de beste herinneringen aan heb, is ‘Vlo en Stiekel’ van Pieter Koolwijk. Dit was mijn eerste opdracht voor Lemniscaat en het eerste boek dat ik voor Pieter illustreerde. Ik was van plan om mijn portfolio naar een aantal uitgeverijen op te sturen, maar ik vond dat ik mijn portfolio eerst moest uitbreiden. Ik kwam net van de kunstacademie waar ik me voornamelijk op het maken van animatiefilms had gericht en had nog maar weinig illustraties gemaakt. Dus was ik van plan om mezelf een half jaar de tijd te geven om mijn portfolio op te bouwen. Ineens kreeg ik een mailtje van de uitgever van Lemniscaat, met de vraag of ik een keertje op gesprek wilde komen. Ik dacht eerst dat iemand een grap met me uithaalde, maar het bleek echt een uitnodiging te zijn! Ik weet nog steeds niet zeker hoe ze me destijds gevonden hebben, haha!

Dit was ook het begin van mijn samenwerking met Pieter Koolwijk, wiens boeken ik bijna allemaal geïllustreerd heb. Het is heel fijn om met Pieter samen te werken. Hij betrekt me al in een vroeg stadium bij zijn verhalen en geeft mij alle ruimte om daar mijn eigen creatieve uitspattingen op los te laten. Soms bedenkt hij zelfs bepaalde scenes of elementen omdat hij denkt dat ik daar iets moois bij kan illustreren. Hij daagt me graag uit. We voelen elkaar goed aan en denken op dezelfde manier, wat erg fijn werkt.

Illustratie uit "Gozert", Linde Faas, auteur Pieter Koolwijk, Lemniscaat, 2019
Illustratie uit “Gozert”, Linde Faas, auteur Pieter Koolwijk, Lemniscaat, 2019
 Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Oh het zijn er zoveel, teveel om allemaal op te noemen! Eén van mijn favoriete prentenboeken is ‘Regels van de zomer’ van Shaun Tan. Ik kan daar uren naar kijken en bij wegdromen. Ik vind het zo’n mooi poëtisch idee. En de illustraties zijn echt schitterend. Verder zijn Rebecca Dautremer, Benji Davies, Oliver Jeffers, Paul Biegel, Pieter Koolwijk, Roald Dahl en Astrid Lindgren onder mijn favorieten. 

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Ik heb net een prentenboek afgerond. Het gaat over een kikker die op zoek gaat naar zijn broer in de jungle. Het is kleurrijk en een beetje vreemd. Mijn doel is dat het de lezer met een warm gevoel achterlaat. Ik hoop dat dat gaat lukken.

Inmiddels ben ik ook begonnen met een nieuw prentenboek geïnspireerd op Noorwegen. Dit keer gaat het over de magische winter.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?

Vertrouw op je intuïtie en durf jezelf te zijn! Probeer op zoek te gaan naar je eigen handschrift en je eigen stem. Experimenteer zoveel mogelijk en zie elke stap als een nieuwe kans om dingen te leren. Wees niet bang dat dingen mislukken of tegenvallen, het zijn allemaal belangrijke stappen die je verder helpen en alleen maar beter maken als illustrator en kunstenaar. Laat je niet teveel leiden door wat anderen vinden, iedereen heeft een andere mening. Uiteindelijk kun je het beste op je eigen gevoel vertrouwen.

Wil je meer weten over Linde Faas en haar werk? Bezoek dan ook eens haar eigen website!

Interview Yvonne Jagtenberg

Yvonne Jagtenberg brengt een ode aan filmmaker Jacques Tati met haar boek  “Mijn wonderlijke oom”, over Mon oncle, het alter-ego van Tati.  De kleine Gerard woont in een hypermodern, kil huis waar humor en kattenkwaad niet getolereerd lijken te worden. Zijn prettig gestoorde oom brengt daar verandering in. Zijn fantasie en verwondering vormen een voorbeeld voor zijn neefje. De vraag is wie past er nu eigenlijk op wie?

Gefeliciteerd Yvonne met het Gouden Penseel voor “Mijn wonderlijke oom”. Kun je wat vertellen over hoe “Mijn wonderlijke oom” tot stand is gekomen?

Een idee is altijd een samenspel van omstandigheden. Bij het opruimen van mijn atelier kwam ik een tekeningetje tegen dat ik bijna 20 jaar geleden gemaakt, geïnspireerd op Jacques Tati. Ik had mijn man getekend met een regenjas en een pijp en een vlaggetje, omdat hij 40 werd. Het wekte opnieuw mijn interesse voor Tati en ik kwam erachter dat hij het karakter zijn alter-ego Mon oncle 60 jaar geleden bedacht had. Geen toeval. Het idee ontstond om een nieuwe generatie kennis te laten maken met deze wonderlijke man en zijn visie op het leven.

Spread uit Mijn wonderlijke oom, Yvonne Jagtenberg, Rubinstein, 2018
Spread uit Mijn wonderlijke oom, Yvonne Jagtenberg, Rubinstein, 2018

Het boek is een in alle opzichten een rond verhaal, omdat er niet alleen voor mij persoonlijk dingen blij elkaar komen. Zoals mijn levensvisie, mijn jeugd en mijn voorbeelden. Mijn vader, maar ook Jacques Tati als beeldmaker. Maar ook omdat het verhaal zichzelf vertelde. Al werkende kwam ik erachter dat het verhaal er altijd al geweest was en dat ik mijn eigen beeldtaal kon gebruiken, mijn eigen verhaal kon vertellen en tegelijk het verhaal over Jacques Tati. Dat was een heel bijzondere ervaring.

Wat ga je doen voor de promotie van het boek?

Ik reis rond met Mijn oom naar scholen en bibliotheken. Maar  we zijn stiekem ook aan het nadenken over een leuke theatervoorstelling.  Daarnaast moet ik naar Parijs, ga ik op bezoek bij de erven van Tati en zal er een boekpromotie toer komen aldaar.

Er staat inmiddels ook een liedje op Youtube over “Mijn wonderlijke oom”.

Welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

Ik heb verschillende prentenboeken(series) gemaakt als auteur en illustrator.  Daarbij heb ik karakters gecreëerd zoals Arno, Balotje, Hartje, Hondje de enige.

Ik heb ook een karakter De fantastische Max van Mars gemaakt, een leesboek vanaf 8 jaar, waar ik ook zelf kleine tekeningen voor maakte.  Prentenboeken zijn als het goed is één beweging, van voor naar achteren, boeken waar vanwege het beeld geen woord teveel in staat. Dat is bij een leesboek anders, daar moet je soms dingen omschrijven, dingen die je in een prentenboek gewoon kan zien. Die relatie tussen woord en beeld maakt een prentenboek maken spannend.

Hoe ga je te werk bij het schrijven en illustreren van een prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?

Inspiratie heb ik gek genoeg altijd wel, maar niet elk idee is levensvatbaar. Ik pluk mijn ideeën van de straat of van een boom. Soms heeft het meer de vorm van een ei, een verhaal wat er gewoon uit moet.

Meestal begint het met een knullig tekeningetjes of een zinnetje. Ik prik het aan de muur of stop het in een boekje. Ik geef het aandacht, koester of verwaarloos het. Tot het moment daar is. De overeenkomst met koken is groot; ingrediënten bij elkaar zoeken, idee afpellen, bakken,  sudderen. Dingen moeten rijpen. Of het nu in je hoofd is of op papier. Tot het moment is aangebroken dat ik er echt iets goeds van kan bakken.

Ik leer nog steeds. Elk boek weer iets nieuws of over mezelf, de wereld of over een techniek. Elk boek is voor mij een leerproces.

Schets Mijn wonderlijke oom, Yvonne Jagtenberg
Schets Mijn wonderlijke oom, Yvonne Jagtenberg
Welke illustratietechnieken gebruik je?

Ik werk nu met aquarel. Maar heb eigenlijk niet zoveel met die laagjestechniek. Ik houd van de directheid van potlood en andere basic materialen, zoals krijt en pen. Het maakt niet uit. Als het maar niet met de computer is. Ik vind de verbinding hoofd-hart-hand heel belangrijk!

Uiteindelijke illustratie uit Mijn wonderlijke oom, Yvonne Jagtenberg, Rubinstein, 2018
Uiteindelijke illustratie uit Mijn wonderlijke oom, Yvonne Jagtenberg, Rubinstein, 2018
Aan welk boek, auteur en/of uitgeverij bewaar je de beste (of leuke) herinneringen en op welke ben je het meest trots?

Mijn eerste boek “Een bijzondere dag” was meteen een groot succes.  Ik ben nog elke dag blij dat ik die stap gezet heb. Ik won er het Charlotte Köhler Stipendium mee, het werd verkocht aan meerdere landen en ik kwam o.a. te hangen in New York en Japan op exposities. Afreizen naar Amerika en daar verblijven in de Mondriaan-loft of 10 dagen naar Japan, lezingen en workshops verzorgen in het museum. Daar heb ik mooie herinneringen aan.

Spread uit Een bijzondere dag, Yvonne Jagtenberg, Davidsfonds, 2005
Spread uit Een bijzondere dag, Yvonne Jagtenberg, Davidsfonds, 2005
 Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

De verhalen van Helma Heine of John Burningham vind ik fijn. En Petit Nicolas met de directe tekeningen van Goscinny Sempé.

 En illustratoren en schrijvers?

Ik hou van Carver, de manier waarop hij verhalen verteld.

Ik kijk niet heel veel naar andere illustratoren. Wel naar kunst. Dat is mijn achtergrond en inspiratie. Het zijn vaak details of klein stukjes waar ik warm van word. Grote jongens als Hopper of Klee. Ik hou van beelden. Werken die een verhaal in zich dragen.

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Ik ben nu bezig met Hup Herman, een boek over een hangbuikzwijn. Wilde ik altijd al eens maken, omdat ik het zo’n geweldig leuk beest vind. Dat bruin-zwarte logge lijf met die kleine priemoogjes. Ik verheug me op Herman. Hij komt eraan!

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende auteurs en illustratoren (van prentenboeken)?

Nou, doe niet iets wat een ander al doet. Probeer je eigenheid te ontdekken door te doen, heel veel te doen. En jaag niet de wind achterna, maar heb plezier in wat je doet!

Yvonne Jagtenberg werkt aan Mijn wonderlijke oom (foto Arno Kranenborg)
Yvonne Jagtenberg werkt aan Mijn wonderlijke oom (foto Arno Kranenborg)

Wil meer weten over Yvonne Jagtenberg en haar werk? Neem dan eens een kijkje op haar eigen website.

Interview Sanne te Loo

Gefeliciteerd Sanne met de Zilveren Penseel voor “Dit is voor jou”! Kun je wat vertellen over hoe “Dit is voor jou” tot stand is gekomen?

‘Dit is voor jou’ zag ik voor me toen iemand mij een jeugdherinnering vertelde. Als kind vond zij een fijn thuis bij een oude man. Toen hij verhuisde zorgde hij ervoor dat het kind welkom zou zijn bij de volgende bewoners. Dit gaf haar leven een duw in de goede richting.

Deze jeugdherinnering ontroerde mij zeer, ik voelde herkenning en dacht direct: ‘Het is net een prentenboek! Hier moet ik iets mee’.

De setting van het verhaal moest veranderen en heb ik dicht bij mijzelf gehouden. Van de oude man maakte ik een schilder die ik graag ontmoet zou hebben toen ik jong was.

Hij heeft zijn atelier in een vervallen huis in een buitenwijk van een grote stad, waar hij als jonge schilder kwam wonen om met zijn schilderijen zijn brood te verdienen. Nu hij oud is verlangt hij terug naar waar hij vandaan komt.

illustratie uit "Dit is voor jou", Sanne te Loo
illustratie uit “Dit is voor jou”, Sanne te Loo, 2017, Lemniscaat

Wanneer de schilder de jongen ontmoet die van tekenen houdt, herkent hij zichzelf in hem. Hij geeft zijn kennis en atelier door en is zo van grote betekenis voor de jongen. De titel van het boek ’Dit is voor jou’ is daarom ook een bericht van de jongen aan Anselmo. De jongen vertelt zijn verhaal en draagt het boek op aan de schilder die hem zijn vertrouwen gaf.

Zelf heb ik een promofilmpje voor het boek laten maken, en in de kinderboekwinkel Kakelbont in Utrecht zijn nog altijd de originele illustraties te zien.

Welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

Het eerste boek dat ik illustreerde was een prentenboek naar een oud, Chinees verhaal ‘Ping Li en zijn vlieger’, in opdracht van de uitgeverij Lemniscaat. Om mezelf aan het werk te houden ben ik verhalen gaan schrijven. Ook al voelde ik me geen schrijver, maar een tekenaar, toch lukte het me om het boek ‘Kleine Vis’ te bedenken. Daarna volgde nog 6 eigen prentenboeken.

Het illustreren van verhalen van anderen doe ik net zo graag. Het leuke is dat elke schrijver zijn of haar eigen interesse meebrengt, vaak een onderwerp waar ik niets van af weet. Mij verdiepen in dat onderwerp kost misschien veel tijd, maar is erg leuk om te doen!

Bij een leesboek hou ik me in, de tekst vertelt het verhaal al mooi. Mijn tekeningen zijn ondersteunend en geven een bepaalde sfeer aan het boek. Maar bij een prentenboek pak ik graag uit. Daar vertel ik het verhaal het liefst zo veel mogelijk met beeld.

illustratie uit "Ieber en Knoert", Sanne te Loo
illustratie uit “Ieber en Knoert”, Sanne te Loo, 2018, Hoogland & van Klaveren
Hoe ga je te werk bij het schrijven en illustreren van een prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?

Meestal wordt een idee voor een prentenboek geboren uit interesse of iets dat mij opvalt. Daarna is het puzzelen om er een logisch verhaal van te maken. Soms lukt dat wel, maar soms ook niet.

De sfeer en de vorm van het boek bepaal ik door veel beeldmateriaal te zoeken uit boeken en van internet. De hoofdpersonen ontstaan door met verf op papier te gaan klooien en zoeken, net zo lang tot ik een figuurtje heb getekend dat mij aanspreekt. Ze moeten iets karakteristieks hebben waardoor je ze meteen herkend op de volgende bladzijde.

Dan verdeel ik het verhaal over de 12 spreads van een prentenboek en schets de beelden met potlood op papier.

potloodschets voor "Dit is voor jou", Sanne te Loo
potloodschets voor “Dit is voor jou”, Sanne te Loo

Soms zegt een beeld al zoveel dat er steeds minder woorden nodig zijn.

Wanneer het hele boek geschetst is en goed gekeurd door uitgever en schrijver, dan kan ik beginnen aan de uitwerking van de illustraties op dik aquarelpapier.

De eerste pogingen zijn een oefening om te ontdekken hoe die moet. Heb ik het in de vingers dan maak ik de illustratie nogmaals, alsof het een makkie was.

Als materiaal gebruik ik daarvoor aquarel en druktechnieken door elkaar. Dit zijn technieken die je niet helemaal in de hand hebt, dat kost soms veel papier, maar daardoor blijf ik benieuwd naar het eindresultaat. Het toeval toe laten in mijn werk is iets wat ik bij mijn eerste boeken nog niet kon, nu laat ik me graag verrassen.

Uiteindelijke illustratie voor "Dit is voor jou", Sanne te Loo
Uiteindelijke illustratie voor “Dit is voor jou”, Sanne te Loo, 2017, Lemniscaat
Aan welk boek, auteur en/of uitgeverij bewaar je de beste (of leuke) herinneringen en op welke ben je het meest trots?

‘De duik’ van Sjoerd Kuyper is een boek waar ik een jaar aan heb gewerkt en mee heb geleefd. Het is zo mooi geschreven, maar een ingewikkeld verhaal en ik was bang dat ik de opdracht zou verknallen.

Al die tijd zat ik met mijn gedachte op Curaçao, daar wilde ik eigenlijk blijven, het koste moeite het los te laten toen het boek klaar was.

 Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

Mijn boekenkasten puilen uit! Ik koop heel veel verschillende boeken. Juist als ik iets nieuws ga maken, om inspiratie te krijgen en enthousiast te worden, ga ik eerst naar de boekwinkel. Daarna heb ik enorm veel zin om aan de slag te gaan. De lijst van favorieten is te lang!

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Net afgerond zijn de illustraties voor het non-fictie leesboek ‘Brons’, geschreven door Linda Dielemans. Het vertelt op een spannende manier over de voorwerpen uit de bronstijd die in Europa gevonden zijn, zoals zwaarden, bijlen en sieraden. Een onderwerp waar ik niets van af wist, maar nu dus wel!

Wat ligt te wachten is een prentenboek geschreven door Koos Meinderts. Ik maak er een Caribisch sprookje van, daar heb ik zin in. 

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende auteurs en illustratoren (van prentenboeken)?

Een tekening is een moment opname van je kunnen. Je bent in ontwikkeling, neem de tijd.

Sanne te Loo
Sanne te Loo

Wil meer weten over Sanne te Loo en haar werk? Neem dan eens een kijkje op haar eigen website.

van 10 januari t/m 2 maart 2019 zijn de originele illustraties en schetsen van Sanne te Loo uit de prentenboeken ‘Ieber en Knoert’ en ‘De jongen die met dieren schaatste’, geschreven door Edward van de Vendel, te zien op de jeugdafdeling van de Openbare Bibliotheek in Amsterdam (OBA Oosterdok).

Op 13 februari en 22 februari is Sanne daar zelf vanaf 15.00 uur aanwezig om voor te lezen.