Tag archieven: Querido

Interview Noëlle Smit

Dag Noëlle Smit, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Noëlle Smit
Noëlle Smit

Ik kan wel zeggen dat het de hoofdmoot is van al mijn werk door de jaren heen. Waarom? Ik heb geen idee. Terwijl ik het heerlijk vind om losse verhalen, versjes, liedjes en gedichten te voorzien van tekeningen.

Ik vind het fijn werken om telkens weer een nieuwe scene te bedenken, een nieuw uitgangspunt, een ander ‘grondplan’ neerleggen met andere personages in de hoofdrol.

Maar het overgrote gedeelte van mijn werk bestaat uit prentenboeken waarin het gekozen concept leidend is en doorgezet wordt doorheen het hele boek. Het is gewoon zo gelopen denk ik.

Je illustreert ook de boeken van Annie M.G. Schmidt. Dat lijkt me een grote uitdaging?

Het is altijd leuk om weer een verhaal, versje of gedicht van Annie M.G.Schmidt te mogen illustreren. De eerste keer dat ik gevraagd werd, vond ik het heel erg spannend. Het waren de liedjes die ze samen maakte met Harry Bannink. De opdracht kwam van het Concertgebouw in samenwerking met een uitgever. Dan ligt er wel iets op je schouders en dat kan verlammend werken. Maar de teksten zijn zo geweldig, speels en soms vinnig dat de ideeën voor de tekeningen al snel kwamen.  Ik kon de illustraties die er al waren vergeten en mijn eigen pad maken.

Hoe ga je te werk bij het illustreren van een prentenboek?

Het begint met een eigen idee of een aangeleverd manuscript. En ieder idee of verhaal verlangt een andere oplossing. Bijvoorbeeld, toen ik het manuscript van “Vuilnisvarkens Job & Bob” kreeg van Tjibbe Veldkamp  ben ik eerst de karakters vorm gaan geven. Die dragen het verhaal. Daarna zijn de uitgever en ik gaan bedenken waar het verhaal zich af moest gaan spelen. In de stad of op een dorp? Daarna deed het probleem zich voor dat wanneer de prenten het verhaal volgde, de tekeningen nogal vol werden. Je hebt namelijk de karakters, de omgeving, de actie en reactie die het verhaal vormen en al het vuilnis dat telkens in en uit de wagen wordt gekiept.

Het verhaal moest helder blijven. Je tekent ten slotte voor kleine kinderen die het moeten kunnen volgen. Zo is de stijl ontstaan zoals die nu is. Een lineaire achtergrond. De stad als lijntekening met daarop alles wat het verhaal ‘draagt’. Dus de figuren, vuilniskar e.d. rijk geïllustreerd. Nu wordt het afval de hoofdzaak en het eerste wat je ziet en waarop je let. De stad is een bijfiguur geworden. In dit geval zijn de lijnen met pen en inkt getekend. De rest is met gouache uitgewerkt. Zo is deze vorm dus heel organisch ontstaan.

Illustraties uit Vuilnisvarkens Job en Bob, Noëlle Smit, Tjibbe Veldkamp (auteur), Gottmer, 2020
Illustraties uit Vuilnisvarkens Job en Bob, Noëlle Smit, Tjibbe Veldkamp (auteur), Gottmer, 2020

Bij “De eekhoorn legt een ei en andere fabels” van Janneke Schotveld was het fijn werken omdat iedere prent een nieuwe set karakters liet zien. En het gaat om fabels, waarbij je toch de ‘clou’ een beetje wilt laten zien in de prent. Of de sfeer wil laten doorschemeren waarop de fabel reflecteert. Dit is mijn favoriete manier van werken. Telkens opnieuw een wit vel met allerlei mogelijkheden. En ik begin dan gewoon. Eerst het dier of dieren en daarna de compositie. Ik wil dat het een interessant beeld oplevert.

In het geval van de illustratie van de vos en de kraai zat het formaat van de dieren me erg in de weg. De kraai is veel kleiner in verhouding tot de vos. Daarom heb ik het kijkpunt van bovenaf gemaakt. Daardoor kon ik veel beter spelen met de dieren onderling. Ook is daardoor het stukje kaas duidelijker in beeld. Daarna is het zoeken naar de compositie en kleuren. Door mezelf een beperkt kleurenpalet op te leggen blijft de illustratie duidelijk en helder. De overlapping van de takken zorgt voor het perspectief en de schaduw op de grond en op de vos maakt het nog duidelijker. En door de bloesem in de bomen in een geeltoon te houden spelen de dieren de hoofdrol. De voorgaande prenten leken mij een te ‘zwaar’ bladerdek en bloesem hebben.

Van schets naar illustratie uit "De eekhoorn legt een ei en andere fabels" - Noëlle Smit - 2021
Van schets naar illustratie uit “De eekhoorn legt een ei en andere fabels” – Noëlle Smit – 2021
Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?

Ik ben sinds mijn debuut efficiënter geworden tijdens het maken van een boek. Voorheen maakte ik nooit schetsen. Wel bedacht ik op losse papiertjes en schriftjes het verloop van de prenten en wat ik ongeveer wilde laten zien. Een soort storyboard, maar niet helemaal tot in detail uitgewerkt. En dan begon ik er gewoon aan! Heel intuïtief maar ook een chaotisch proces.

Dus dan was ik lekker op weg en dan waren er naar verloop van tijd meerdere tekeningen voor één spread. Geen ruimte om het boek dikker te maken. Die 12 spreads, daar moet je het mee doen (als het om een normaal formaat prentenboek gaat).

Nu schets ik eerst alles precies uit zoals ik het hebben wil. Wanneer ik en de redacteur dan tevreden zijn, begin ik pas aan de uitwerking. Dat scheelt een hoop tijd en geeft ook veel meer rust in de uitwerking van een boek.

Wat zijn echte leermomenten?

Leermomenten zijn voor mij vaak de ‘kill your darlings’. Dat je je als tekenaar soms zo blind kan staren op die ene tekening waarvan jij vind dat hij zo goed gelukt is en waarin alles klopt, en die zo mooi in balans is……..Maar die dan net de loop van het verhaal stropt, de vaart wegneemt of een stijlbreuk is. Dan is daar de redacteur of uitgever die dan roept. ‘Die moet eruit!’ En dan denk ik vaak….wat?! Waarom die? Dan zie ik pas, wanneer ik wat meer afstand heb van het werk, hoe gelijk die persoon had. En dat is qua werken heel fijn. Want het vertrouwen werkt twee kanten op. De uitgever/redacteuren laten mij redelijk vrij tijdens het maakproces. En wanneer nodig vertrouw ik volledig op hun kijk en visie.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

“Seasons” van John Burningham vind ik een geweldig prentenboek. Het spelen met materialen wat je daarin ziet. Het grove geweld van de verf hier en daar met krassen, spatten en vlekken erin. Hij weet echt de emoties die de seizoenen hebben, vast te pakken. De zon spat bijna het boek uit, zoveel geel heeft die pagina. Dat vind ik knap. Dat je bijna de warmte kan voelen.

Ook hou ik van het werk van Maurice Sendak, Tomi Ungerer. Allemaal heel erg jaren 70! Maar daar hou ik dus heel erg van. Het zijn ook de tekenaars waarnaar ik keek toen ik zelf startte met het illustreren van verhalen.

Maar ik hou bijvoorbeeld ook van nieuwer werk van Mari Kanstad Johnsen. Het vloeiende, schetsmatige en niet helemaal tot in de puntjes gedefinieerde spreekt me erg aan. Met daarbij de ‘stotende’ kleuren. Bijna naïef, bijna een soort kleurplaat, maar dat is het dus verre van. Heel mooi!

En ik hou ook van de nieuwe Tsjechische tekenaars. Heel folkloristisch en nostalgisch qua stijl en toch van nu. Het werk van Chrudos Valousek vind ik prachtig.

Het ligt ook een beetje aan de fase waar ik op dat moment zelf inzit, wat aan me blijft ‘haken’.

illustratie uit "Aan zee", Noëlle Smit, 2021
illustratie uit “Aan zee”, Noëlle Smit, 2021
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek?

Ik heb momenteel net “Aan zee” afgerond. Het derde deel van mijn eigen serie prentenboeken, uitgegeven door Querido. De opvolger van “Naar de markt” en “In de tuin”. De tekeningen liggen nu bij de lithograaf en vormgever. Deze serie ligt mij dicht aan het hart. Deze boeken gaan een beetje over mij.

Ik heb momenteel nog geen ideeën voor een vierde deel en wellicht blijft het bij deze drie? Maar wie weet…

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?

Geen verdere tips van mijn kant…Ik ben vaak zelf nog teveel aan het ‘zoeken’ in mijn  werk. En ben nog steeds te kritisch wanneer ik een boek, net vers van de pers, in mijn handen heb.

Illustreren is gewoon een vak en hoe vaker je het doet, hoe beter je wordt. Een stijltje wordt op den duur een ‘kunstje’. Trap daar niet in. Ga op zoek naar je eigen ‘beeldtaal’. En dat kost tijd en moeite.

Wil je meer weten over Noëlle Smit en haar werk als illustrator, kijk dan ook eens op haar eigen website.

Interview Leo Timmers

Gefeliciteerd Leo met de verkiezing van Prentenboek van het Jaar 2019 voor “Een huis voor Harry”! Kun je wat vertellen over hoe “Een huis voor Harry” tot stand is gekomen?

Om eerlijk te zijn weet ik het niet meer precies hoe ik op het idee gekomen ben. Het is ook al zeer lang geleden, want  in 2007 maakte ik al een eerste versie van het boek. Ik vermoed dat het idee, zoals steeds, ontstaan is tijdens het schetsen en er plots een poes voorbij kwam lopen.

Eerste schetsen voor het boek "Een Huis voor Harry"
Eerste schetsen voor het (Engelstalige) boek “Een Huis voor Harry”, Leo Timmers 2007

Wat ik wel kan vertellen is dat het verhaal ontstaan is uit de drang om een boek te maken  dat niet paste in het stramien van 12 of 15 spreads zoals dat bij mijn vorige uitgever werd gehanteerd. Ik zag alsmaar meer boeken verschijnen die zich daar niet aan hielden, die veel vrijer waren en minder strak verteld werden. Ik wilde ook een verhaal bedenken zonder mezelf te beperken. Het idee van verdwalen had naar mijn gevoel ook een langere vorm nodig. Zo werd de zoektocht tastbaar bij het omslaan van elke pagina.

Mijn plan was om een geschetste dummy op te sturen naar buitenlandse uitgevers, en daar mijn kans te wagen. Ik schreef de eerste versie van Harry dan ook in het Engels. Via een agent kwam het terecht bij Engelse en Amerikaanse uitgevers, maar die vonden het… te lang! ‘Niet commercieel genoeg, geen duidelijke boodschap’ was de reactie. Ik wilde er echter niets aan veranderen en besloot het opzij te leggen. In 2009 kwam ik bij Querido terecht en toonde ik Harry aan mijn redactrice Belle Kuijken. Zij vond het wél mooi, maar ik was op dat moment al aan “Meneer René” bezig. Daarna maakte ik “Boem” en nog een reeks andere boeken.

Na Garage Gust in 2016 was ik op zoek naar een nieuw prentenboek idee. Ik had enkele nieuwe voorstellen, maar over geen enkel was ik, noch Querido echt wild. En toen zei Belle, ‘Ik heb de dummy van, ‘A house for Harry’ nog eens bekeken en ik vind dat zo mooi. En iedereen op de uitgeverij ook. Wil je dat nog eens bekijken?’

Ik was Harry compleet vergeten!  Ik had aanvankelijk niet veel zin om het opnieuw op te diepen. Misschien was ik door de negatieve reacties uit het buitenland toch gaan twijfelen aan het verhaal. Het voelde ook wat als een nederlaag om terug te grijpen naar een oud verhaal terwijl ik er niet in slaagde iets nieuws te bedenken. Op een avond klikte ik de PDF dan toch open. Ik durfde nauwelijks te kijken. Ik schrok hoezeer mijn stijl doorheen de jaren veranderd was, maar vond het verhaal nog steeds goed. Véél beter dan de andere ideeën waar ik aan werkte.

Toevallig hadden we dat jaar net een nieuwe poes gekocht, ‘Billy’ genaamd, een Ragdoll ras kat. Plots zag ik wat het verhaal nog miste. Harry moest een echte huiskat worden die altijd binnen zit om het contrast met die straatkatten groter te maken. Dat nieuwe inzicht maakte me weer enthousiast! Querido had geen problemen met de lengte van het boek. Het verhaal is bijna hetzelfde gebleven, maar de tekeningen zijn helemaal anders geworden.

Intussen is het boek in 10 talen vertaald, en is het verkozen tot prentenboek van het jaar 2019. Ik zal Belle eeuwig dankbaar zijn!

Verschil tussen "Een huis voor Harry" in 2007 (boven) en 2017 (onder)
Verschil tussen “Een huis voor Harry” in 2007 (boven) en 2017 (onder), Leo Timmers
Kun je wat inhoudelijk nog wat meer vertellen over “Een huis voor Harry”?

Inhoudelijk zijn er altijd wel parallellen te trekken met mijn eigen leven. Mijn boeken staan dicht bij me, denk ik. Ze belichten verschillende aspecten van mijn fascinaties, leven, jeugd.

Zo is Garage Gust een ode aan mijn ooms (die een garage hadden, net als Gust kon één van hen geen auto rijden) en aan mijn jeugd waar ik, meer nog dan tekenen, vooral aan het knutselen, uitvinden en bouwen was.

Harry staat ook dicht bij me. Net als Harry zit ik ook liefst van al binnen. Ik ben eerder verlegen en moet soms verplicht worden om naar buiten te gaan. In die grote mensenwereld loop ik ook verloren. Ik wilde heel graag vertellen dat het belangrijk is om soms eens verloren te lopen. Je ziet nieuwe dingen, ontmoet anderen, maakt vrienden, en je leert altijd wat nieuws. In het begin van het boek is enkel Harry op de prent te zien. Op het einde zit zijn hele dak vol. Uit de tekst blijkt ook dat hij morgen weer naar buiten zal gaan. Als we de wereld in trekken en anderen ontmoeten, dan verandert er iets.

Illustratie uit "Een huis voor Harry", Leo Timmers, Querido, 2017
Illustratie uit “Een huis voor Harry”, Leo Timmers, Querido, 2017
Harry is zo aaibaar, dat vraagt om een vervolg?

Nee, een vervolg zit er niet in. Ik heb nog nooit een vervolg op één van mijn boeken gemaakt. Heel wat van mijn boeken lenen zich er wel toe, maar als ik klaar ben met een boek ben ik er ook écht helemaal klaar mee. De gedachte dat ik het nog een keer moet doen trekt me helemaal niet aan. Elk boek is zo’n lang en intens proces dat ik uitgeput ben als het af is. Daarom verschillen alle boeken heel erg van elkaar. Elk boek is een reactie op het vorige. Ook al komen sommige thema’s of onderwerpen wel eens terug, er moet altijd een nieuwe invalshoek zijn die het interessant maakt.

Welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

Ze staan centraal. Omdat ik zowel bedenk, schrijf en teken blijft er weinig tijd over voor ander werk. De laatste 10 a 15 jaar heb ik me er echt in verdiept en op toegelegd. Ik neem nauwelijks nog opdrachten aan. Het is het mooiste vak ter wereld.

Hoeveel (en welke) prentenboeken heb je geïllustreerd?

Ik heb, naast massa’s boeken voor Zwijsen en andere opdrachtgevers, een tiental prentenboeken in opdracht geïllustreerd. Van apendraf tot kikkersprong, Tien varkentjes tien?, 3 Dino boeken, De gouden kwast, Groen, Kapitein Bleekscheet, Wij samen op stap, En dat doen we dus.

Hoeveel (en welke) prentenboeken heb je zelf geschreven?

Vijftien prentenboeken heb ik zelf geschreven. Ik maak ongeveer 1 boek per jaar. Blij met mij, Ik vlieg, Supermuis, Wie rijdt?, Ik ben de koning, Diepzeedokter Diederik, Oei!, Kraai, De kar van de koning, Meneer René, Boem, Franky, Garage Gust, Een huis voor Harry, Aap op straat.

Wat maakt prentenboeken voor jou anders dan andere kinderboeken?

Echte prentenboeken zij visuele vertellingen. Ik maak graag een onderscheid tussen geïllustreerde boeken en prentenboeken. Er is een wezenlijk onderscheid tussen die twee vormen. Echte prentenboeken ontstaan eerder vanuit het beeld dan vanuit de tekst. Dat betekent dat alle narratieve informatie in het beeld zit. Tekst is zelfs niet noodzakelijk. Daarom vind ik zelf de helderheid van het beeld zo belangrijk. Omdat het beeld de informatiedrager is moet die zo juist en duidelijk mogelijk communiceren. Compositie, kleur, eenvoud, ritme… het zijn allemaal middelen die helpen om een verhaal zo goed mogelijk te vertellen.

De tekst moet een relatie aangaan met het beeld. Ik vergelijk het wel eens met een lied waarbij de songtekst moet werken met de muziek en de melodie. Door dit samenspel ontstaat er een nieuw betekenisniveau. Tekst kan de tekening tegenspreken, aanvullen, ondermijnen, en omgekeerd. Er zijn zoveel mogelijkheden! Deze relatie tussen tekst en tekening is zo typisch voor een prentenboek. Ik probeer er telkens iets anders mee te doen: Franky (tekstballonnen), Boem (één woord, onomatopee) Garage Gust (rijm), Wie rijdt? (1 terugkerende vraag), Kraai (narratief vertellersperspectief), Aap op staat (geen tekst).

Ik vind de relatie tussen tekst en beeld razend interessant. Het gaat naar het hart van wat een prentenboek is. Het moet voor mij meer zijn dan een collectie mooie tekeningen. 

Illustratie uit "Garage Gust", Leo Timmers, Querido, 2015
Illustratie uit “Garage Gust”, Leo Timmers, Querido, 2015
Hoe ga je te werk bij het schrijven en illustreren van een prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?
Inspiratie / idee

Het begint altijd aan mijn tekentafel, al schetsend, zonder veel na te denken als een soort écriture automatique, maar dan met beelden. Ik bind wat papier samen (dummy’s) en begin erin te schetsen. Ik volg letterlijk mijn hand en kijk wat er gebeurt. Het is een heel spannend proces, waarbij plots, op enkele seconden, iets ontstaat waar daarvoor nooit aan gedacht zou hebben. Ik probeer ideeën te ‘vangen’ zonder voorbedachte rade, zo spontaan mogelijk. Uit een beeld groeit een ruwe verhaallijn. Met dat beeld probeer ik een verhaal te tekenen, zonder woorden. Lukt het me een verhaal tot een goed einde te brengen? Kan ik alle stappen duidelijk maken zonder behulp van tekst? Als me dat min of meer lukt, ga ik er meer verder. Ik heb massa’s kleine boekjes met ideeën en verhalen die (nog) niet werken. Ik denk dat ik dit het meest creatieve moment vind van het hele proces.

Hoe ga je daarna verder?

Als ik eenmaal een goed ruw idee te pakken heb, ga ik kijken of het verhaal een kritische blik kan doorstaan. Ik ga het idee van alle kanten bekijken en ga verschillende vormen uitproberen. Ik ga ook al bekijken hoe de tekst er zou kunnen uitzien. Welke vorm moet die krijgen? Ik schets vele versies, waarbij ideeën toegevoegd of weggehaald worden. Ik streef naar eenvoud en vanzelfsprekendheid, maar ook naar verrassing en humor. Het mag vooral niet te vergezocht zijn.

Soms kan dit proces me een kant uitsturen die ik niet voorzien had. Dat kan goed uitpakken, maar soms raak ik zo ver verwijderd van mijn oorspronkelijke idee dat ik verloren loop in een bos van mogelijkheden. Dan is het belangrijk om terug te grijpen naar die allereerste kleine dummy. Daarin zie je weer wat je zo enthousiast maakte, en waar je terug naartoe moet. Het kan ook dat ik vast kom te zitten en alles opberg. Soms vind ik pas vele jaren later de oplossing voor een verhaal. Het is me al heel vaak gebeurt dat ik de meest eenvoudige oplossingen pas na veel omwegen ontdekte.

Welke illustratietechnieken gebruik je?

Ik heb veel verschillende technieken gehad, zoals pen en aquarel, kleurpotlood en gouache. De laatste 15 jaar werk ik bijna uitsluitend met acrylverf. Maar ook daar heb een heel leerproces en evolutie in doorgemaakt.

Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?

Met elk boek leer ik bij. Een belangrijk verschil met mijn debuut is dat ik het uitwerken van de tekeningen zo lang mogelijk uitstel. Ik moet echt overtuigd zijn van het verhaal, en al een duidelijke richting voor de tekst hebben voor ik begin te schilderen. Ik maak tegenwoordig ook meer kleurstudies op de computer. Verder tracht ik mijn schildersproces telkens opnieuw te belichten, ook door nieuwe technieken en materialen te gebruiken.

Door de  jaren heen is mijn werk van heel gedetailleerd, schilderachtig en plastisch, naar een ruwere, spontane werkwijze geëvolueerd. Voor Harry heb ik bijvoorbeeld een transparante manier van werken gecombineerd met een dekkende licht op donker techniek. Dat levert een interessante spanning op. Aap op straat deed ik het weer anders. Ik plakte voertuigen en personages af met tape en ging op een heel ruwe spontane manier deze ‘sjablonen’ invullen met verf. Voor het eerste gebruikte ik ook een vast palet van vooraf gemengde kleuren die doorheen het hele boek terugkomen. Ach, elk boek is een nieuwe wereld en stelt nieuwe regels.

Wat zijn echte leermomenten geweest?

Die zijn er zoveel! Elke dag eigenlijk. In 1999 durfde ik voor het eerst zelf een verhaal te schrijven. Dat was een belangrijk moment. Ik besefte dat dit voor mij de beste manier van werken was.

Enkele jaren later viel de puzzel helemaal in mekaar toen ik Wie rijdt? maakte. Dieren, voertuigen, het klopte plots allemaal. Het inzicht dat een krachtig visueel idee het allerbelangrijkst is voor een prentenboek heb ik hier geleerd.

Illustratie uit "Wie Rijdt", Leo Timmers
Illustratie uit “Wie Rijdt”, Leo Timmers

Ik heb ook veel geleerd van de mislukte (opdracht)boeken die ik om de verkeerde redenen gemaakt heb. Het deed me inzien dat het zo belangrijk is om enkel te doen waar je rotsvast in gelooft. Het is de enige manier om goed werk af te leveren.

Tijdens het maken van Meneer René drong het tot me door dat prentenboeken maken echt een vak is. Het is niet iets dat je er even bij doet. Ik besliste om met opdrachten te stoppen en me er volledig op toe te leggen. Een prentenboek maken is een heel serieuze zaak die alle aandacht en concentratie vraagt.

Aan welk boek bewaar je de beste herinneringen en op welke ben je het meest trots?

In 2009, toen Meneer René voor de helft klaar was, besliste ik om bij mijn toenmalige uitgever weg te gaan. Ik moest dus op zoek naar een andere uitgever maar wilde dat niet doen met een half afgewerkt boek. Maanden werkte ik verder zonder te weten of, en waar het zou uitgegeven worden. Ik kwam uiteindelijk bij Querido terecht en dat was een bijzonder moment. Het voelde als thuiskomen na een tocht door de woestijn. Meneer René zal altijd met dat moment verbonden blijven. Daarnaast is René ook mijn meest persoonlijke boek, denk ik. 

Illustratie uit "Meneer René", Leo Timmers, Querido, 2010
Illustratie uit “Meneer René”, Leo Timmers, Querido, 2010
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Ik bestudeer graag prentenboeken. Ik tel het aantal pagina’s, in welke vorm de tekst geschreven is, hoe het verhaal is opgebouwd, etc.

Veel van mijn favorieten komen uit de jaren 50 en 60 zoals Maurice Sendak, Tomi Ungerer, Shell Silvertein, Bruno Munari, Leo Lionni, maar ook Max Veldhuijs, Wolf Erlbruch, Jon Klassen, Oliver Jeffers, Peter Brown, Shaun Tan, Dick Bruna, Emily Gravett, Benji Davis… ach teveel om op te noemen. En dan heb ik het niet eens over de vele talentvolle collega’s uit Vlaanderen en Nederland gehad!

Het viel me onlangs op dat mijn favoriete boeken bijna allemaal door schrijvers/illustratoren zijn gemaakt. Is het door de eenheid van vorm en inhoud, tekst en tekening, dat hun boeken zo krachtig werken? Eén stem die spreekt. Ik weet het niet.

Ik weet wel dat deze boeken wérken voor kinderen en dus automatisch ook voor volwassenen. Ik geloof namelijk dat volwassenen ook kinderen zijn, maar dan met een diploma en een job. Verder is er maar weinig verschil.  

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Ik ben net begonnen aan een nieuw boek! Deze keer was er een weelde aan verhalen en ideeën om uit te kiezen. Uit een zestal voorstellen heb ik het idee gekozen dat het verste van Aap op straat stond.

Ik denk dat het krachtig en verrassend is. Er komen geen voertuigen in voor, geen witte achtergronden maar wel… een draak! Of toch niet? 

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende auteurs en illustratoren (van prentenboeken)?

Veel kijken en veel lezen. Leg de lat hoog voor jezelf. Wees niet te snel tevreden. Wees eerlijk. Probeer te schrijven! Laat je niet ontmoedigen. Maar vooral: vind je eigen stem.

Leo Timmers
Leo Timmers in zijn atelier ( © Els Gielen)

Wil meer weten over Leo Timmers en zijn werk? Neem dan eens een kijkje op zijn eigen website.