De indeling

Ieder prentenboek heeft een begin, een midden gedeelte en een eind. Een eenvoudige indeling dus. Geen open einde. In het begin van het boek wordt een vraag gesteld of komt een probleem naar voren. Ook wordt het hoofdpersonage geïntroduceerd. Gebruik hiervoor de eerste pagina (of de eerste twee). Het midden gedeelte wordt gebruikt om naar het antwoord of oplossing te zoeken. Aan het einde wordt het antwoord gegeven of het probleem opgelost. Gebruik voor het einde of de clou de laatste pagina’s.

Vragen die je ook (in het begin) zult moeten beantwoorden:

  • Waar speelt het verhaal zich af? In het bos? Op school?
  • Wanneer? Meestal in de tegenwoordige tijd, soms ook in het verleden. ‘s Avonds? Overdag?
  • Wat is het tijdsframe? 1 uur, 1 dag? een week? Een jaar?
  • Wat wordt de toonzetting? Humoristisch? Droevig/Blij? Serieus?

Gebruik de antwoorden op deze vragen in je opening(szin), maar ga ze niet beschrijven. Gebruik het in de actie of dialoog. Wees creatief in je opening. “In een ver donker bos was een verdwaald varken de weg kwijt.” Hmm, niet echt, “Help ik ben verdwaald”, knorde het varkentje, terwijl hij weer tegen dezelfde boom opliep. Beter?

Ok, je hebt een leuk begin en weet (ongeveer) hoe het verhaal afloopt. Maar wat zet in hemelsnaam er tussenin? Hoe voorkom ik dat het saai wordt? Hier komt het aan op het opbouwen van spanning. Iedere pagina moet verleiden om de volgende om te slaan en werkt naar het einde, de climax, toe. Schrap alle zinloze actie elementen die afleiden van het hoofdverhaal. Toevalligheden komen ook niet voor in het scenario van een prentenboek.

Een veelgebruikte truc is de zogenaamde “regel van drie”. Denk aan de drie biggen en de boze wolf, waarom heeft Donald Duck drie neefjes? Alles wat goed is komt in drie? Voordat de hoofdpersoon zijn probleem oplost moet hij eerst drie obstakels overwinnen of komt hij drie personen tegen die hem in de juiste richting duwen. Gesteld wordt dat dingen die in drieën komen spannender zijn, bevredigender en effectiever zijn dan andere aantallen. De regel van drie kun je bijna overal op toepassen, ook op de tekst zelf. De regel van drie wordt daarom ook veelvuldig toegepast in speeches. Het aantal “zeven” heeft ook iets magisch. In veel culturen is het een geluksgetal. De wolf en de zeven geitjes, sneeuwwitje en de zeven dwergen en oja, er zitten zeven dagen in een week…

Gebruik actie en ga niet beschrijven. Dus niet: “de koe was blij”, maar “de koe maakte vier bokkensprongen in de wei”. De actie moet ook wel ergens toe leiden. Bouw de actie op en denk in beelden. Tip: bedenk of hetgeen je beschreven hebt een leuke / spannende tekening oplevert. Gebruik het meest onverwachte, hilarische of spannendste als laatste actie element in je middenstuk.

Het einde van het verhaal is de ontknoping, in 90% van de prentenboeken is dit de laatste pagina. Het einde hoeft niet per se een happy end te zijn. Wel geeft het de oplossing op de vraag of probleem die centraal stond. De hoofdpersoon lost het probleem zelf op. Hij wordt hierbij niet ineens geholpen door een nieuw of minder belangrijk personage.

Geef een leuke twist aan het einde, wees niet te voorspelbaar.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *